Harry klikte op de gele informatiebalk en zat opeens te kijken naar een mailtje dat de vorige middag door Felix Roche was verstuurd. Het was aan het anonieme adres van de Profeet gericht, an7623398@anon. obfusc.com.

Kijk eens aan, meneer de Profeet, spreek ik je eindelijk ’es. Laat me al- lereerst zeggen dat ik weet wie je bent. ik heb vriendjes bij anon.obfusc.

Ze zouden wat zorgvuldiger moeten zijn met hun beveiliging. Jammer, meneer de Profeet.
ik mis de dagen van weleer. Kopen tegen lage koersen, verkopen als ze waren gestegen. Jullie waren helden. Jullie zouden nog een keer moeten toeslaan. voordat men ontdekt wie jullie zijn.
Je hoort nog van me.

Felix.

Opeens kreeg ze het erg warm. Ze pakte snel een pen en noteerde het remaileradres. Daarna greep ze Judes telefoon en belde het laatstgekozen nummer. Geen antwoord. Verdorie. Felix had zijn mobiel uitgeschakeld.

De adrenaline schoot in golven door haar lichaam en verjoeg alle pijntjes, voor het moment althans. Dus Felix wist die deze Profeet was.
Morgen zou hij haar die naam geven.

27

Cameron bewoog zich uiterst behoedzaam in de richting van de slaapkamer. De deur stond op een kier en hij boog zich naar voren om beter te kunnen luisteren. De ademhaling klonk zwaar en regelmatig, met het comateuze, trage ritme van iemand die al een poos in diepe slaap was verzonken.

Hij had tot middernacht gewacht totdat de lampen in het appartement op de begane grond aan gingen. Daarna had hij nog een uur gewacht totdat het licht weer uit werd gedaan en er geen teken van leven meer viel te ontdekken. Pas toen had hij toegeslagen.

Cameron verwijderde zich van de slaapkamerdeur en verschoof zijn rugzak zodat die hoger op zijn schouder kwam te liggen. Hij kroop door de kleine hal en tastte zich een weg door het duister, langs de deur naar de keuken en naar de badkamer, totdat hij in de huiskamer stond.

Hij zag geen hand voor ogen, het was om het benauwd van te krijgen. Hij had berekend dat hij bij het raam zou uitkomen als hij gewoon rechtdoor zou lopen, maar vanaf de straat kwam er geen streepje licht naar binnen om hem op weg te helpen. Cameron sloot zijn ogen en gaf zich over aan zijn zintuigen. Hij kwam centimeter voor centimeter vooruit, met zijn handen voor zich uitgestrekt. Zijn vingers schampten langs een glad en koud oppervlak: leren bekleding. Hij liep door.

Nu raakte hij iets met een groot, licht frame dat heen en weer wiebelde en bijna omviel. Hij deed een stap naar rechts en ging weer verder. Buiten kwam een auto voorbijrijden; de wielen glibberden op het natte asfalt. Nu raakten zijn handen dikke, gevlochten koorden en hij opende zijn ogen. Hij was bij het raam. Hij trok aan het gordijn tot er een smalle streep licht door de duisternis viel en in zijn ogen stak. Nu kon hij de kamer aan een nader onderzoek onderwerpen.

Brandstof, zuurstof, temperatuur: de verbrandingsdriehoek. De woorden zoemden hypnotiserend en verleidelijk als een mantra door zijn hoofd. Hij liet zijn ogen aan de duisternis wennen en zocht naar een plek waar hij brand kon stichten. Het was van cruciaal belang om op het juiste punt te beginnen. Cameron wist dat zowel de hitte als het vuur naar boven ging. Maar de vlammen moesten gevoed worden. Ze moesten een constante toevoer van nieuwe brandstof hebben om te kunnen overleven.

Hij keek omhoog naar het victoriaanse plafond. Het vuur zou zich hieronder sneller verspreiden dan waar ook in de kamer, maar de vlammen moesten eerst zo hoog zien te komen. Hij nam de gordijnen tussen zijn vingers om te voelen hoe dik ze waren. Ze reikten van de vloer tot aan het plafond. Cameron glimlachte. Het waren de perfecte geleiders.

Hij stak zijn hand uit en voelde aan het koude oppervlak van de muur. Lastig. Harde buitenmuren hadden qua brandstof nooit veel te bieden. Als het behang en de verf eenmaal waren verteerd, ging het vuur hier meestal uit tenzij het elders houvast kreeg. Hij testte de muur ernaast, en knikte langzaam. Er zaten brede houten panelen tegenaan en die vormden een pad van perfect brandhout dat direct naar de voordeur van het appartement leidde. Zijn vluchtroute was alvast geregeld.

De donkere schaduwen in de kamer waren inmiddels herkenbare contouren geworden, en Cameron zag dat het frame waar hij tegenaan was gebotst een opklapbaar droogrek was, waaraan een paar handdoeken hingen. De leren bekleding hoorde bij een sofa en twee leunstoelen, volgens een modern en gestroomlijnd ontwerp. Dat was goed nieuws. Het paardenhaar waar oude bankstellen mee waren gevuld brandde altijd heel erg moeizaam, maar de schuimvulling in dit soort nieuwe meubels brandde nog beter dan sprokkelhout.

Cameron ging met zijn tong langs zijn lippen.
Brandstof, zuurstof, temperatuur.
Hij liep naar het droogrekje en sjouwde het naar het raam. Toen pakte

hij de dichtstbijzijnde stoel en gaf er een ruk aan. De zwenkwieltjes piepten luid toen ze over het tapijt rolden. Cameron verstrakte. Hij hield zijn adem in om naar de geluiden uit de slaapkamer te luisteren. In de hal zoemde de koelkast en ergens achter hem maakte de radiator tikkende geluidjes. Hij telde tot dertig. Niets. Hij liet langzaam zijn adem ontsnappen en veegde zijn handen aan het zitvlak van zijn spijkerbroek af. Daarna trok en rukte hij aan de stoel totdat hij tegen het droogrek aan stond.

Cameron haalde de rugzak met een zwaai van zijn schouder en knielde op de grond. Hij haalde er de rieten prullenbak uit, de krant van gisteren, sigaretten, luciferdoosje en paraffine. De lege prullenbak zette hij tussen het gordijn en het droogrek. Hij scheurde repen papier van de krant, frommelde ze op tot een prop en gooide ze in de prullenbak. Een van de handdoeken liet hij tot enkele centimeters boven het papier hangen en een tweede legde hij over de zitting van de stoel, luchtig om het kussen geslagen. Toen tilde hij een punt van het gordijn op en drapeerde die over het droogrek.

Hij ging op zijn hurken zitten om zijn creatie te bewonderen. Het gordijn, het droogrek en de stoel waren vervlochten tot een dodelijke, ontvlambare keten, met aan de voet een prullenbak die alleen nog maar aangestoken hoefde te worden. Een golf van vreugde sloeg door hem heen.

Hij schroefde het paraffineflesje open en goot een klein beetje van het vocht in de dop. Een scherpe, metaalachtige geur drong in zijn neusgaten terwijl hij het over het papier, het achterste gordijn en de handdoeken druppelde. Op veilige afstand stak hij de sigaret aan en klemde die vast in het kartonnetje met lucifers. Hij legde de ontsteker in de prullenbak en schoof de propjes papier opzij zodat die niet met de brandende sigaret in aanraking zouden komen.

Hij stond op en keek op zijn horloge: 01:41 uur. Hij had negen minuten de tijd om te maken dat hij wegkwam.
Uit zijn zak haalde hij de batterijen die hij eerder uit de rookmelder in het appartement had verwijderd en stopte ze in zijn rugzak. Daarna verzamelde hij de resterende spullen en zwaaide de rugzak over zijn schouder. Hij liep naar het raam en zette het een klein stukje open, genoeg om wat lucht binnen te laten.
Brandstof, zuurstof, temperatuur.
Hij liep door de kamer naar de hal. In de donkere schaduw kon hij de deur naar een kleine werkkamer onderscheiden waar hij het appartement was binnengedrongen. Als hij langs dezelfde weg naar buiten wilde moest hij weer langs de slaapkamer. Langzaam schuifelde hij langs de muur en hield zijn voeten plat op de grond om zijn gewicht zo gelijk mogelijk te verdelen.
De stilte werd plotseling verscheurd door het schrille gerinkel van een telefoon en hij sprong zowat tegen het plafond. Het gerinkel bleef aanhouden en was luid genoeg om het hele gebouw wakker te maken. Het telefoontoestel moest vlakbij zijn, ergens in de gang. Hij dwong zijn ledematen in beweging te komen en maakte zich zo klein mogelijk tegen de muur. Wie belde er godverdomme om deze tijd nog?
Zijn hart bonkte tegen zijn ribbenkast. Hij wachtte op de onvermijdelijke geluiden uit de slaapkamer en een felle lamp die de hal zou verlichten. Hij telde. De telefoon ging acht keer over. Negen. Tien. Zijn lichaamswarmte steeg uit zijn jasje omhoog, scherp en zuur als de stank van gekookte uien. Na twaalf keer rinkelen zweeg de telefoon.
Cameron stond als verlamd. Hij telde tot zestig en keek toen op zijn horloge. Nog drie minuten. Hij bewoog zich centimeter voor centimeter met stijve ledematen door de hal, en wist dat hij zich snel uit de voeten moest maken. Toen hij bij de slaapkamerdeur was aarzelde hij even; hij spande zich in om een ademhaling te horen. Nog steeds hetzelfde. Inademen, uitademen, steun, puf, alsof iemand met een klein blaasbalgje in de weer was.
Cameron glipte de werkkamer in. Hij klom door het lege raam en landde met een krakend geluid beneden op het grindpad. De glasplaat stond op de plaats waar hij hem had achtergelaten, met de zuignappen en het plamuurmes. Hij plaatste het glas weer terug in het raam en stopte de zuignappen en het mes in zijn rugzak. Het raam zat niet stevig vast, maar dat deed er nu niet toe. Elk bewijs van inbraak zou spoedig in vlammen opgaan.
Hij rende op een drafje naar de overkant van de straat en dook zijn auto in. Zijn rugzak legde hij op de stoel naast hem. Hij zonk diep weg in zijn stoel en sloot zijn ogen. Hij stuiterde van de adrenaline en zijn ademhaling ging snel en raspend. In gedachten zag hij het tafereel zoals hij dat had achtergelaten voor zich. Ondertussen zouden de luciferkoppen vlam hebben gevat en staken die het papier aan. De rieten prullenbak zou verteerd worden als een suikerspin in de regen. Hij zag voor zich hoe de agressieve vuurtongen zich hoog oprichtten en aan het gordijn likten, om te proeven, en er dan razendsnel langs trokken om de rest van de kamer op te vreten.
Cameron opende zijn ogen en staarde naar het appartement. Er flikkerde een roodachtige gloed in de opening tussen de gordijnen. Hij draaide zijn raam omlaag. Het was opgehouden met regenen en in het natte asfalt werd het oranje schijnsel van het vuur al weerspiegeld. Hij keek hoe de vlammen steeds feller werden totdat het een woest geheel werd dat tegen de ramen sloeg en langs de gordijnen omhoog klom. Cameron begon zachtjes te hijgen en een weerzinwekkend blij gevoel nam bezit van hem. Dat ging hij nu koesteren. De zelfhaat kwam later wel.
Hij bleef zo lang hij durfde naar het vuur kijken. De ramen sprongen uit de sponningen en braakten dikke wolken zwarte rook uit in de nachtelijke hemel. De vuurzee siste en kraakte en fonteinen van vonken spatten op. Hij kon de hitte op zijn gezicht voelen en rook de zoetige rooklucht van geschroeid hout. Toen hoorde hij een aanzwellend gebrul, als een vloot overvliegende Boeings, op het moment dat een deel van het plafond instortte. Vlammen sloegen uit het raam en flakkerden metershoog de lucht in; hun spits toelopende punten torenden hoog boven hem uit.
Hij probeerde zich voor te stellen hoe het appartement vanbinnen werd verteerd door de verzengende hitte: het hoesten, het stikken, de giftige dampen. En de verlammende angst om levend te verbranden. Cameron sloot zijn ogen en glimlachte.
Niemand zou deze vuurzee overleven.

28

‘Felix Roche is dood.’
Harry schoot rechtovereind in bed en zwaaide haar blote benen op de vloer. ‘Wat?’

‘Zijn appartement is gisteravond afgefakkeld, met hem erin.’ Jude praatte heel zacht aan de andere kant van de lijn, alsof hij niet wilde dat iemand hem kon horen. ‘De politie is hier geweest. Ik heb jouw naam nog niet genoemd, maar dat was niet eenvoudig. Die verdomde rechercheur lijkt wel een kat. Hij zit maar te loeren en wacht tot je wat zegt, zodat hij je kan grijpen.’

Lynne. Ze voelde zich misselijk worden en slikte. ‘Was het een ongeluk?’

‘Tot nu toe heeft nog niemand iets anders beweerd. Maar ze hebben wel een heleboel vragen gesteld.’
Shit, shit, shit. Harry kneep haar ogen dicht en sloeg een arm om haar buik. Hoe was het mogelijk dat Roche dood was? Ze hadden hem nog maar een paar uur geleden aan de telefoon gehad.
‘Harry? Ben je er nog?’
‘Hmm.’
Ze liet haar schouders hangen en wiegde heen en weer alsof ze kramp had. Gisteren had Felix Roche aan de Profeet verteld dat hij hem kende. Vandaag was hij dood.
Ze hield op met wiegen toen ze zich opeens iets herinnerde. ‘Ik heb hem gisteravond gebeld.’
Het viel even stil aan de andere kant. ‘Wat?’
‘Het was laat. Rond twee uur ’s nachts. Ik kon niet slapen.’ Ze herinnerde zich hoe ze op de rand van haar bed had gezeten en de telefoon door had laten rinkelen omdat ze per se wilde dat Felix zou opnemen.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Jude.
‘Niets. Hij nam niet op.’ Haar benen beefden en haar t-shirt voelde klam en koud aan. Het misselijkmakende gekronkel in haar buik nam toe. ‘Denk je dat hij op dat moment al dood was?’
‘Joost mag het weten. Gelukkig heb je hem niet te pakken gekregen.’ ‘Jammer, juist. Hij wist wie de Profeet was.’
‘Ik vermoed dat hoe meer je over deze Profeet weet, des te gevaarlijker je situatie is.’ Jude klonk nu streng. ‘Als ik jou was zou ik maar bij hem uit de buurt blijven.’
Harry fronste bij zijn toon. Maakte hij zich zorgen om haar, of was dat een dreigement? Ze schudde haar hoofd en ademde door haar neusgaten. Jude had haar gisteravond nog geholpen, godbetert. Hij had een behoorlijk risico genomen door Felix’ die geheime informatie toe te spelen. Hij had die andere man macht in handen gelegd. Ze staarde naar haar tenen.
Tenzij hij natuurlijk al had geweten dat Felix binnen een paar uur dood zou zijn.
‘Ga je nog naar de politie?’ vroeg Jude. Zijn stem klonk neutraal en ze kon er niets uit opmaken.
‘Niet als het over mijn vader gaat. Dat lukt me niet.’ Het spreken viel haar opeens zwaar. Haar mond was zo droog geworden dat haar woorden er als een reeks klikjes uitkwam.
‘Ben je niet wat laat om je nog zorgen om hem te maken? Trouwens, wat maakt jou het uit? Ik dacht dat je een pesthekel aan hem had.’
‘Geen pesthekel.’ Was dat wel waar? ‘Hij is toch mijn vader.’
‘Ook al is hij betrokken bij een moordzaak?’
Harry stond te zwaaien op haar benen en even dacht ze dat ze flauw zou vallen. Ze liet de telefoon vallen en haalde nog net op tijd de badkamer. Ze gaf over in de wasbak totdat haar keel er pijn van deed. Ze beefde over haar hele lichaam terwijl ze zich vastklampte aan de koude emaillen bak. Daarna spetterde ze water over haar gezicht, strompelde terug naar haar bed en trok de dekens over zich heen. Ze pakte te laat de telefoon weer op, want Jude had al opgehangen.
En nu? Ze had geen enkel aanknopingspunt meer. De enige die de Profeet had kunnen identificeren was dood. En ze had een flauw vermoeden dat zij wel eens het volgende doelwit kon zijn.
Ze ging in foetushouding op bed liggen en blies in haar handen om ze warm te krijgen. Haar ledematen waren zwaar van slaapgebrek. Nadat ze Felix die nacht had gebeld, had ze weer plaatsgenomen achter haar laptop en in de verdedigingsmuur van anon.obfusc zitten porren, de anonieme re-mailer die de Profeet had gebruikt. Uur na uur na uur had ze geprikt en gestoken, gescand en geëxperimenteerd, maar de omheining bleek onwankelbaar. Aan haar sociale technieken had ze dit keer niets gehad. Die lui van re-mailers waren doorgewinterde experts op het gebied van softwarebeveiliging en zouden elke nepbenadering herkennen. Tegen halfzes in de ochtend was ze tot de slotsom gekomen dat Felix een persoonlijke relatie had met iemand in het bedrijf, iemand die informatie naar hem had gelekt. Dat inzicht deprimeerde haar. De re-mailer opereerde vanuit verschillende landen: het identificeren en kraken van Felix’ mol zou zo goed als onmogelijk zijn.
Harry kroop nog verder onder de dekens. Daglicht scheen tussen een kiertje in de gordijnen door. Ze sloot haar ogen tegen het licht. Waarom kon dat verdomde kartel niet gewoon die centen in hun zak steken en haar met rust laten? Ze zou het geld in mum van tijd aan hen overhandigen als ze daarmee haar leven weer terug zou krijgen.
Haar ogen vlogen open: ze had een idee. Geef ze het geld terug. Waarom niet? Als de Profeet zijn geld had, zou hij haar met rust laten, toch? Per slot van rekening had ze geen idee wie hij was en daarom zou ze geen enkele bedreiging voor hem vormen.
Ze kwam met een ruk overeind. Haar maag voelde al iets beter en haar huid was niet meer zo klam. Ze liet de dekens op de vloer vallen en racete de kleine hal door naar haar werkkamer. Haar laptop stond nog steeds aan en ze ging ervoor zitten. Ze strekte haar vingers.
De toonzetting van dit mailtje zou van cruciaal belang zijn. Het moest overkomen alsof zij alle touwtjes in handen had en precies wist waar ze mee bezig was. Met bonkend hart stelde ze een conceptmail samen. Na verscheidene pogingen was ze nog steeds niet helemaal tevreden met het resultaat, maar het moest maar zo. Ze las het nog één keer door.

ik heb je twaalf miljoen. Zeg me maar waar ik het naartoe moet sturen, dan heb je je geld terug. Op één voorwaarde: roep je bloedhonden terug en blijf bij me uit de buurt. ik vorm geen enkele bedreiging voor jou – het is niet bepaald in mijn vaders belang als ik naar de politie stap, en het is niet in jouw belang als ik in het lijkenhuis beland.

Harry Martinez

Ze had wel wat sterker uit de hoek willen komen, maar de waarheid was dat haar onderhandelingspositie niet al te stevig was. Op het moment dat ze het geld uit handen gaf had ze verder niets meer.

Ze typte het mailadres van de Profeet in en aarzelde toen heel even. Toen klikte ze op verzenden.
Ze leunde naar achteren en haalde diep adem. Voor het eerst in dagen voelde ze dat ze weer controle had over de situatie.
Haar telefoon ging en ze nam snel op. ‘Hallo?’
‘Hoi.’ Het was Dillon. Ze sloeg haar arm om haar middel.
‘Ja, hoi.’
‘Alles goed met je?’
‘Ja hoor, prima.’ Ze kon zelf horen hoe ongeloofwaardig dat klonk. In de regel kon ze mensen zonder al te veel moeite om de tuin leiden. Maar nu…?
‘Je klinkt anders niet zo prima.’
‘Maak je geen zorgen.’ Ze checkte haar mail. ‘Maar als je het goed vindt, zou ik graag een dag of twee vrij nemen.’
‘Dat hoef je niet eens te vragen, Harry, dat weet je toch?’ Hij klonk aardig. ‘Laat maar zitten, dat werk. Imogen heeft het Sheridan-rapport al opgestuurd. Ze zijn blij, er komt geen vervolgopdracht, dus neem alle tijd die je nodig hebt.’
Harry fronste haar wenkbrauwen. Geen vervolgopdracht. Iets liep met een slakkengangetje door haar hoofd en weigerde naar buiten te komen. Iets wat ze nog had moeten doen. Het bewoog als een vlieg in de stroop. Ze schudde haar hoofd en zette het van zich af.
‘Bedankt,’ zei ze.
Dillon zweeg even. ‘Zou je het kunnen opbrengen om vanavond bij mij thuis te komen eten? Ik kook voor je.’
Harry aarzelde even en sloot haar ogen. Opeens was ze weer terug in de duisternis, in dat labyrint waarin ze maar rondjes bleef rennen. Haar mond werd droog.
‘Sorry, dat was niet handig van me,’ zei Dillon in de stilte. ‘Dat is wel de laatste plek waar je wilt zijn. Nou ja… Ik wil gewoon niet dat je bij mij thuis altijd bang zult zijn, begrijp je? Mocht je ooit nog eens langs willen komen, bedoel ik.’
Harry’s hart deed een polkadansje dat ze probeerde te negeren. ‘Ik ben niet bang: ik kom graag nog een keer terug. Ik wist trouwens niet dat je kon koken.’
‘Ik kan eten opwarmen. Mijn huishoudster kan goed koken.’ Er klonk een lach door in zijn stem, en in gedachten zag ze die om zijn mondhoeken spelen. ‘Ik haal je om zeven uur op, oké?’
Harry herinnerde zich hoe hij twee dagen terug plankgas had gegeven in zijn auto, en trok een gezicht. ‘Waarschijnlijk is het een beter idee als ik zelf naar je toe kom. Ik heb hier nog een en ander te doen. Is halfacht bij jou goed?’
‘Prima. Is het niet handig als ik je vertel hoe je moet rijden? De vorige keer lag je in de auto te slapen, weet je nog?’
Hij legde uit hoe ze moest rijden en Harry tekende het ruwweg uit op de achterkant van een envelop. Nadat ze had opgehangen, zat ze op de rand van haar bed en vroeg zich tot haar eigen verbazing af wat ze aan moest trekken. Het kostte inspanning om in gedachten niet alvast een voorproefje te nemen op het verloop van die avond en te anticiperen op het staartstuk van het diner. Zoals de zaken er nu voorstonden was ze waarschijnlijk beter af zonder de complicaties van een romance met haar baas.
De zomer daarvoor was de laatste keer dat ze zich druk had gemaakt over wat ze voor een ontmoeting met Dillon moest aantrekken. Hij had haar zomaar gebeld om haar een baan aan te bieden, en dat was vijftien jaar nadat hij in haar kamer had gezeten om haar de ethiek van het hacken te leren. Ze hadden elkaar ontmoet in de foyer van het Shelbourne Hotel, waar ze koffie met sandwiches hadden besteld en elkaar hadden bekeken.
Harry kon zich nog herinneren hoe het had gebruist in haar borstkas, alsof er champagne in was gegoten. Die hartstochtelijke, aantrekkelijke jongen was een mooie, zelfverzekerde man geworden die niet slechts een heel klein beetje tevreden leek te zijn met zichzelf. Hij hield zich goed op dat vlak, maar af en toe had ze het in zijn ogen zien glinsteren. En toen ze met die zelfverzekerde houding werd geconfronteerd, voelde Harry zich weer dertien; bang om in een sandwich te happen omdat er misschien iets groens op haar tanden zou blijven plakken.
Haar laptop piepte en ze checkte nogmaals haar e-mail. Haar ruggengraat gonsde. Nieuw bericht.

Je bent een verstandig meisje, Harry. Je pappie zou niet blij zijn als je de politie erbij betrok. Er kleven nog een heleboel vragen aan de Sohorandeal waar hij liever geen antwoord op zou geven.
we zullen het op jouw manier doen. ik krijg mijn geld terug, jij je leven. Maar stel me niet teleur, Harry. Je vader heeft me belazerd. ik zou niet graag zien dat jij hetzelfde deed. wees verstandig. anders ben niet alleen jij in gevaar maar ook iedereen om wie je geeft.
Je ontvangt te zijner tijd instructies over het geld.

De Profeet

Harry’s handpalmen waren klam en ze ademde oppervlakkig. Was haar plan gelukt? Met trage, lome bewegingen logde ze in op haar bankrekening en keek naar haar saldo.

Ze bestudeerde de cijfers en knipperde met haar ogen. Toen vernieuwde ze de pagina en keek nogmaals. Er was niets veranderd. Haar ingewanden raakten in een vrije val en ze hield bijna op met ademhalen.

Zo ben ik er, zo ben ik er niet.
Het geld was verdwenen.

29

‘Hoe bedoelt u, het geld staat er niet op?’ vroeg Harry.

Ze ijsbeerde door de kamer met haar mobiel stevig tegen haar oor geklemd.
‘Het moet erop staan,’ hield ze vol. ‘Ik heb het met eigen ogen gezien.’ ‘Ik vrees dat u een fout in onze software hebt gezien.’ Sandra Nagle

sprak op overdreven beleefde toon. ‘Ik heb het zo-even bevestigd gekregen van onze technische afdeling. Naar verluidt lieten al onze internetsystemen gedurende enkele dagen een verkeerd saldo op uw rekening zien.’

‘Een verkeerd saldo?’ Het was alsof haar ingewanden wegzonken. ‘Maar iemand heeft vrijdag twaalf miljoen op mijn rekening gestort. U hebt zelf het bewijs van die overboeking gezien.’

‘Dat wel, maar ik ben bang dat die ongeldig was.’
‘Wat houdt dat in?’ Maar Harry wist het antwoord al.
‘Het betekent dat de transactie nooit heeft plaatsgevonden.’ Sandra’s

stem werd nu dun en afgemeten, alsof ze een heleboel spelden tussen haar lippen geknepen hield. ‘Het wordt zonder enige twijfel door onze administratie bevestigd. Er is nooit daadwerkelijk een dergelijk bedrag naar uw rekening overgemaakt.’

Harry hield op met ijsberen. Haar spieren voelden stijf. ‘Dus u beweert nu dat die twaalf miljoen niets anders was dan een softwarefoutje? Het was geen echt geld?’

‘Exact.’ Sandra leek in haar nopjes dat Harry het zo snel begreep. ‘En mag ik u namens Sheridan Bank onze excuses aanbieden voor deze vergissing? Uw rekening is aangepast en het zal niet wederom gebeuren, daar kunt u van op aan.’

Harry zakte neer op de leuning van de bank. Het geld bestond niet. Het leek wel alsof er een spin langs haar ruggengraat omhoogkroop. Ze had net een deal gesloten met de Profeet dat ze hem twaalf miljoen euro zou geven. Wat zou hij doen als ze haar belofte niet na zou komen?

Haar hart bonsde. Dit was waanzin. Iemand die op het Sohoran-geld uit was had haar onder de trein geduwd, en op dezelfde dag vertoonde het systeemnetwerk van de bank een foutje waardoor zij zogenaamd twaalf miljoen euro had? Kletskoek. Het geld was er wel degelijk. Maar waar was het, verdorie?

Harry stak haar kin in de lucht. ‘Het spijt me, maar ik kan met deze verklaring geen genoegen nemen. Zou ik iemand van de technische afdeling kunnen spreken?’

Het viel even stil aan de andere kant van de lijn. ‘Helaas mogen de medewerkers van die afdeling geen details over ons banksysteem aan derden vrijgeven. Dat is om veiligheidsredenen. Ik neem aan dat u hier begrip voor zult hebben.’

Harry sloot haar ogen en piekerde zich suf hoe ze deze geconstipeerde tante kon omzeilen. Toen besloot ze om het er maar bij te laten. Ze was het zat om met deze vrouw in discussie te gaan. En bovendien had ze net een betere manier bedacht om te kijken wat er met haar rekening was gebeurd.

Ze wilde net ophangen toen ze zich nog iets anders herinnerde. Harry wist dat het een beetje zielig was, maar ze kon het niet opbrengen om Sandra Nagle als overwinnaar uit dit gesprek te laten komen.

‘Nog één ding,’ zei ze. ‘Ik heb enkele dagen geleden gevraagd of de bank me een afschrift kon opsturen. Ik heb dat nooit ontvangen.’
De vrouw snoof en Harry hoorde dat ze iets intypte op haar toetsenbord.
‘Ja, ik heb zelf dat verzoek verwerkt,’ zei Sandra. ‘Sterker nog, volgens onze administratie hebt u eerder die dag om dat afschrift gevraagd en is het diezelfde middag nog verstuurd. U had het gisteren al moeten ontvangen.’
‘Nou, ik heb niets gekregen. En ik heb het zeker niet tweemaal aangevraagd.’
‘Ik zal het adres nogmaals verifiëren.’
Harry hees zich overeind en sjokte naar het raam, haar mobiel stijf tegen haar oor geklemd. Het was donker geworden buiten en dikke regendruppels tikten tegen het raam. Ze legde haar voorhoofd tegen de koele ruit. Waarom had ze in vredesnaam zelf contact opgenomen met die Profeet?
‘Flat 4, St. Mary’s Road nummer 13, South Circular Road, Dublin 8.’
Harry’s hoofd schoot met een ruk omhoog. ‘Wat zegt u? Dat is mijn adres helemaal niet.’
‘Nou, toch is dit het adres dat wij in ons systeem hebben staan. Daar is uw afschrift afgelopen vrijdag naartoe gestuurd.’
Harry greep een pen en kladblok van de boekenplank en noteerde het adres. ‘Kunt u nagaan of iemand dit adres onlangs heeft gewijzigd?’
Alweer een korte stilte. ‘Nee, er staat hier nergens vermeld dat er een mutatie van uw persoonlijke gegevens heeft plaatsgevonden; althans, niet sinds u zich vijf jaar geleden heeft aangemeld.’
Harry scheurde het blaadje uit het kladblok. ‘Dat slaat nergens op. Ik woon in Ballsbridge. De afgelopen vijf jaar zijn al mijn afschriften op dit adres bezorgd. Iemand moet het veranderd hebben.’
De vrouw bood aan om het uit te zoeken, maar Harry had ondertussen weinig fiducie meer in haar. Ze bedankte, verbrak de verbinding en staarde naar het adres in haar hand: St. Mary’s Road nummer 13. Het zou een systeemfout kunnen zijn, maar inmiddels was ze eerder geneigd om te denken dat dit iets anders betekende.
Ze liep de keuken in en rommelde in de besteklade. Nadat ze lucifers, kaarsen en een doos oude kerstkaarten opzij had geschoven, vond ze eindelijk de plattegrond van Dublin. Ze raadpleegde het straatnamenregister. St. Joseph’s, St. Lawrence’s, St. Martin’s. Daar was-ie: St. Mary’s. Ze zocht op de plattegrond totdat ze de bewuste regio had gevonden. Toen pakte ze haar zwarte leren jasje en stapte de voordeur uit.
Het vinnige koude weer van die middag sneed door haar kleren en de regen maakte ronde stippen op haar gele shirt. Ze huiverde in haar jasje en liep de poort door. Ondertussen belde ze met de snelkeuzetoets het nummer van Ian Doyle, de systeembeheerder van Sheridan Bank met wie ze had gesproken nadat ze haar inbraaktest had afgerond.
‘Ian? Hoi, met Harry Martinez weer, van Lúbra Security.’
‘Ha, Harry. Ik zat net aan je te denken.’
‘Hoe dat zo?’ Haar auto stond bij de stoep geparkeerd: een hippe blauwe Mini Cooper met een wit dak en witte sierstrippen aan de zijkant. Ze kroop achter het stuur en legde haar tas op de stoel naast haar.
‘Ik heb je rapport gisteren gelezen,’ zei hij. ‘Ik krijg het bijna m’n mond niet uit, maar het is een fraai staaltje werk.’
‘Dank je. Ik heb hopelijk niet je dag verpest?’
‘Nou, ze hebben me niet bepaald een medaille gegeven, nee.’ ‘Ik had je nog gewaarschuwd.’
‘Zeker, en dat kon ik zeer waarderen,’ zei Ian. ‘Zo had ik nog even de tijd om enkele sporen uit te wissen. Kan ik je een drankje aanbieden om je te bedanken? Wat dacht je van vanavond?’
‘Sorry, Ian, maar ik zit tot aan mijn nek in het werk. Maar je zou iets anders voor me kunnen doen.’
‘Zeg het maar. Ik heb geen ruk te doen. Zo maak je mijn dag weer goed.’
Ze bracht hem op de hoogte van het geld dat van haar rekening was verdwenen en de raadselachtige adreswijziging.
‘Met die draak van Klantenservice kom ik nergens,’ besloot ze. ‘Zou jij misschien een kijkje kunnen nemen om uit te zoeken wat hier precies is gebeurd?’
‘Natuurlijk. Geef me een uur, dan bel ik je terug.’
Harry legde haar mobiel op de stoel naast haar neer, maar die ging bijna onmiddellijk weer. Ze keek wie er belde: Jude Tiernan. Ze staarde naar zijn naam op het display en haar hart begon te bonzen. Misschien belde hij alleen maar om te vragen hoe het met haar ging. Of om te kijken wat ze inmiddels al had ontdekt. Het mobieltje trilde in haar vingers. Ze haalde diep adem en stopte het onder in haar tas weg.
Ze keek nog een keer op de kaart. Toen startte ze de motor en liet de plattegrond opengevouwen naast haar liggen om af en toe te kunnen raadplegen. De route verliep langs een vrijwel ononderbroken rechte lijn, maar zodra het om coördinaten ging moest ze alle zeilen bijzetten. In haar ervaring waren routeaanwijzingen net zoiets als staartdelingen: onmogelijk om uit je hoofd te doen zonder naar een black-out te verlangen.
Ze keek in haar achteruitkijkspiegel. Ze stond ingeklemd tussen twee Volvo-gezinswagens. Met elke andere auto had dat problemen opgeleverd, maar met een Mini kon je zelfs nog op een badkamertegeltje keren. Ze gaf het stuur een ferme ruk naar links en voegde zich in de verkeersstroom.
Dillon had haar diverse malen gevraagd waarom ze zichzelf geen echte auto gunde, maar daar had ze geen enkele behoefte aan. Voor hem was een luxeauto een manier om te laten zien hoeveel hij had bereikt, maar Harry kon het niet schelen wat anderen van haar dachten. De Mini was een perfect wagentje om mee door de stad te scheuren zolang je geen passagiers mee hoefde te nemen of meubilair moest verhuizen. En bovendien toverde de aanblik van de Mini alleen al een glimlach om haar lippen. Ze keek naar de ronde, ouderwetse meters en de tuimelschakelaar als in een vliegkist en even werd ze weer herinnerd aan haar recente helikoptervluchtje. Ze gaf een klopje op het dashboard. Echte auto’s waren voor volwassenen. Met dit schatje kon zij het prima redden.
Ze wurmde de Mini Leeson Street in en concentreerde zich op de route. Twintig minuten later was ze zonder omzwervingen op South Circular Road aangekomen. Ze minderde vaart en keek naar de straatnaambordjes totdat ze St. Mary’s Road had gevonden. Het was een smalle, doodlopende steeg waar het een aflopende zaak leek. Veel huizen waren dichtgespijkerd en de plaatselijke graffitiartiesten hadden de houten panelen volgekliederd met hun airbrushhandschrift.
Nummer 13 hoorde bij een etagewoning van rode baksteen; het souterrain was zichtbaar door de afbladderende tralies van het hek aan de straatkant. De blauwe voordeur kon ook wel een likje verf gebruiken en de collectie bellen ernaast wees erop dat het huis in diverse woonunits was opgedeeld.
Harry keek of er ergens een parkeerplek was waar ze het hele huis in de gaten kon houden. Zo dicht bij het centrum was parkeren lastig, en alle plaatsen waren bezet. Maar eentje was slechts half bezet. Tegen de stoeprand stond een zwarte motorfiets, en de eigenaar propte net zijn helm in zijn bagagebox. Harry wachtte tot hij klaar was en de straat uit was gelopen. Met een keurige beweging manoeuvreerde ze de auto naast de motor. Alweer een voordeel van haar kittige wagentje. Ze zou het nog in een keukenkastje kunnen parkeren indien nodig.
Diep in haar tas klonk het schrille geluid van haar mobiel en ze haalde hem tevoorschijn. Het was Ian.
‘Ik heb hier en daar wat lopen graven, Harry, en ik vind het niet leuk om het te moeten zeggen, maar mevrouw Draak had wel gelijk.’
‘Hoe dat zo?’
‘Er heeft nooit twaalf miljoen op je rekening gestaan.’
‘Je maakt een geintje.’
‘Ben bang van niet. Ik heb die jongens van Techniek gesproken en ik heb zelfs het hele controletraject nog een keer nagelopen. Alles wijst erop dat onze centrale database compleet op hol was geslagen afgelopen vrijdag en jouw rekening heeft daar een tik van gekregen.’
‘Tik? Wat voor tik?’
‘Nou, daar laten ze zich niet echt over uit. Maar ze weten zeker dat er nooit geld op je rekening heeft gestaan. Er wordt namelijk elke avond een controle uitgevoerd die alle checks & balances van de geldstromen van die dag naast elkaar legt, en in jouw geval gingen er vrijdag overal alarmbellen af. Blijkbaar waren er geen cijfers te vinden die overeenkwamen met het bedrag op jouw rekening in de database.’
‘Was het alleen mijn rekening of waren er elders ook van die missers?’
Ian zweeg even. ‘Nee, eigenlijk alleen de jouwe.’
‘Dan is die vergissing niet echt toeval meer, toch?’ Harry beet op de binnenkant van haar wang. ‘Doe me een lol, Ian: zo dom ben je niet. Je hebt het hele controletraject nagelopen. Wat kan er gebeurd zijn, denk je?’
Alweer een korte stilte. ‘Volgens mij is er een nieuwe mutatie op jouw rekening ingevoerd, maar dan wel op een illegale manier.’
‘Illegaal? Je bedoelt dat iemand met de database heeft lopen sjoemelen?’
‘Daar lijkt het wel op. Het lijkt me sterk dat zoiets per ongeluk kan gebeuren.’
‘Kun je zien wanneer dat heeft plaatsgevonden?’
‘Gebaseerd op de bestanden die ik vandaag heb gezien, zou ik zeggen dat het vrijdagnacht rond 01:30 uur heeft plaatsgevonden,’ zei Ian. ‘En daar komt nog bij dat die mutatie vandaag ook weer illegaal uit het systeem is verwijderd.’
‘Hè? Ik neem aan dat jullie het zelf hebben gecorrigeerd bij het opschonen van mijn account?’
‘Niet dus. Iemand is ons te vlug af geweest. Vrijdag is hij ingevoerd, vandaag is hij verwijderd. En diegene die dat heeft gedaan, heeft ook een afschrift voor jouw account aangevraagd.’
Harry staarde naar de blauwe deur aan de overkant van de straat. ‘En mijn adres dan? Hoe is dat gewijzigd?’
‘Zelfde manier, zelfde tijd.’ Toen schoot Ian in de lach. ‘Zeg, Harry, weet je zeker dat je niet zelf hebt lopen rotzooien? Per slot van rekening heb je in ons systeem behoorlijk vrij spel gehad afgelopen vrijdag. Ik zou ook een paar nullen aan mijn saldo toevoegen als ik dacht zoiets ongestraft te kunnen doen.’
‘Leuk bedacht, maar ik heb hier niets mee te maken.’
Ian zuchtte. ‘Goed dan. Als het geen ongelukje was en jij was het ook niet, dan weet je waarmee we hier te maken hebben, niet dan?’
Harry bleef strak naar nummer 13 kijken en knikte langzaam, terwijl ze Ian liet uitpraten.
‘We hebben een hacker aan onze broek hangen.’

30

Harry ramde met haar vuist op het stuur. Zo ben ik er, zo ben ik weg. In haar onderbewustzijn had ze dit al uitgeknobbeld, lang voordat het echt tot haar was doorgedrongen.

De eerste keer dat ze Klantenservice belde had ze te horen gekregen dat er verder geen gegevens bij het gestorte bedrag te vinden waren; geen datum, geen tijdstip, geen aanwijzing waar het bedrag vandaan kwam. Het manipuleren van databases was bepaald niet nieuw voor haar. Ergens in haar achterhoofd had ze de symptomen herkend en beseft dat dit niet echt kon zijn.

Was Felix de hacker geweest? Jude soms? Hij had dan wel beweerd niets van computers af te weten, maar hij kon net zo makkelijk liegen. Ian had haar beloofd de bestanden door te neuzen om te zien of er ergens aanknopingspunten voor de identiteit van de hacker waren, maar Harry had er een hard hoofd in dat hij iets zou vinden.

Ze keek naar de blauwe deur aan de overkant van de straat. Wie woonde daar in godsnaam? Ze trommelde met haar vingers op het stuur en overwoog haar opties. Misschien kon ze stiekem om het huis heen lopen en kijken of er aan de achterkant ergens een manier was om binnen te komen. Ze beet op haar lip; dat idee stond haar niet echt aan. Ze kon ook wachten totdat er een bewoner aan zou komen en dan met diegene naar binnen glippen. Ze keek links en rechts de straat in. Niemand. Haar blik gleed omhoog naar het achteruitkijkspiegeltje en bleef op het spiegelbeeld van de motorfiets rusten.

Kon ze niet gewoon bij de voordeur aanbellen?
Voordat ze van gedachten kon veranderen, draaide ze zich om naar de achterbank. Ze graaide onder een stapel tijdschriften en vond een goudkleurige A4-envelop met bubbeltjespapier. Ooit zaten er cd’s met software in die ze bij Amazon had besteld, nu stopte ze er vier oude nummers van Security Technology & Design in en vouwde de flap dicht. Ze inspecteerde het eindresultaat: het pakketje leek zwaar genoeg om iets belangrijks te kunnen bevatten. Tevreden zocht ze in haar dashboardkastje naar een schroevendraaier, pakte haar tas, zette haar mobiel op de trilstand voor het geval dat, en stapte uit de auto.
Boven haar waren de wolken loodgrijs en dik van de regen, en daardoor leek de namiddag nog donkerder dan normaal. Ze hoorde in de verte de bussen brommend optrekken op South Circular Road om zich in het verkeer te mengen: daarmee vergeleken was het in St. Mary’s Road uitgestorven. Het enige wat nog ontbrak was een bosje tumbleweed dat over de straat waaide.
Harry knoopte haar jas van onder tot boven dicht en liep stilletjes naar de motor, terwijl ze ondertussen behoedzaam om zich heen keek. Ze stak de schroevendraaier onder het deksel van de bagageruimte en zette kracht. Het plastic was maar heel fragiel en met een paar ferme rukken had ze het ding al open. Terwijl ze zich in gedachten verontschuldigde bij de motorrijder haalde ze de helm eruit. Er lag een paar stijve motorhandschoenen onder die naar olie en leer roken, en toen ze ze aantrok kwamen ze bijna tot aan haar ellebogen. Met de helm onder haar arm geklemd stak ze de straat over en beklom de trap naar nummer 13.
De bellen waren genummerd van een tot vier en hadden geen naambordjes. Ze bekeek de gevel van het huis. Stadsvuil en ouderdom hadden de rode victoriaanse stenen afgesleten tot een uitgebluste, oudroze kleur en de regenpijp was aan het verpulveren. Ze haalde diep adem en zette de helm op. Hij rook muf en bedompt als een oude theedoek en haar hoofdhuid ging ervan jeuken. Ze drukte op de bel voor Flat 1, die waarschijnlijk in het souterrain zou zitten. Iemand zou er de smoor in hebben dat ze hem al die trappen op liet lopen.
Ze stond enkele ogenblikken te luisteren naar het geluid van haar eigen ademhaling in de helm. Toen ging de deur open en een oudere man gluurde om het hoekje. Hij keek als iemand die bijziend was – een Mr. Magoo zonder bril.
‘Wat wil je?’ vroeg hij.
Harry rook krachtige bierwalmen en kreeg de neiging om haar vizier dicht te klappen. Maar ze hield de envelop omhoog.
‘Koerier voor Flat nummer 4.’ Haar stem klonk haar luid in de oren.
De oude man kneep zijn ogen tot spleetjes en haalde gierend adem door zijn neusgaten. Harry wilde haar woorden nog een keer herhalen, maar hij had zich al omgedraaid en stapte opzij. Na een korte aarzeling liep ze achter hem aan.
De hal was krap en spaarzaam verlicht. In het zwakke schijnsel had alles een smerige, nicotinegele kleur. Ze deed de deur achter zich dicht en hoorde een gedempt, tikkend geluid dat haar bekend voorkwam, maar ze kon het niet meteen thuisbrengen.
De oude man sjokte de gang door. Ze maakte aanstalten om hem te volgen, maar hij wuifde haar weg.
‘Boven,’ zei hij zonder achterom te kijken. Hij verdween door een deur aan het einde van de gang.
Harry haalde haar schouders op. Ze bleef aan de voet van de trap staan en staarde met haar hoofd in haar nek naar het donkere trapgat daarboven. Zo te zien was het twee trappen op naar de eerste etage. Zodra ze haar voet op de onderste trede zette gingen de lichten uit.
Ze verstijfde. De duisternis was ondoordringbaar en compleet, net als de stilte. Zelfs het tikken was opgehouden. Ze drukte haar rug tegen de muur. Haar snelle ademhaling condenseerde onder de helm en ze zette hem af. Ze luisterde. Niets.
Ze tastte over de muur achter haar en voelde een plastic rond dingetje, als een ouderwetse deurbel. Toen ze erop drukte sprong het zwakke, gelige licht weer aan. Tegelijkertijd begon het regelmatige getik weer, en ze keek naar de schakelaar. Hij was zo groot als een schoensmeerdoosje en het rondje in het midden kwam langzaam naar buiten, waarbij het zachte tikkende geluidjes maakte. Harry liet haar hoofd tegen muur leunen en blies haar adem uit. Het licht werkte met een tijdschakelaar.
Ze gaf zichzelf een standje dat ze niet zo schrikachtig moest doen en nadat ze nog een keer op de schakelaar had gedrukt om zichzelf wat meer tijd te geven ging ze de trap op. Ze telde af terwijl ze naar boven liep en vroeg zich af wanneer het duister weer zou toeslaan. Wat een vrek, die huiseigenaar.
Nu was ze op het kleine tussenplatform en ze passeerde een openstaande deur. Aan de scherpe geur van urine te oordelen was dit het toilet. Ze telde nog steeds toen ze aan de volgende trap begon en toen stond ze voor de deur naar Flat 4.
En nu? Ze had zich naar binnen kunnen kletsen, maar haar improvisatietalent reikte niet verder dan dat. Ze trok de handschoenen uit en stopte die in de helm. Heel zacht liep ze op de deur af en drukte haar oor ertegenaan. Binnen klonk het geluid van gedempte stemmen. Mannenstemmen. Ze kon niet precies uitmaken hoeveel het er waren. Ze keek om zich heen. Er waren verder geen deuren op de overloop en de enige kant die je op kon was naar beneden.
Opeens stond ze weer in het pikkedonker. Jezus. Je kreeg hier niet meer dan dertig seconden licht. Geen wonder dat die ouwe kerel beneden haar zo snel had achtergelaten. Die had geen zin om in de duisternis te stranden.
Achter de deur zwol het geluid van de stemmen aan. Harry deed een stap naar achteren. Er werd aan de deurklink gerammeld en ze schrok zich kapot. Ze vloog als een haas de trap af en verstopte zich in het stinkende toilet. Toen de deur van Flat 4 werd geopend, maakte ze zich zo klein mogelijk tegen de muur.
‘Ik betaal je om resultaten te boeken en tot dusver heb je nog niks gepresteerd.’
‘Huur dan iemand anders in als je denkt dat je daar wat mee opschiet. Neem van mij aan dat er gewoon niks te vinden is.’
Harry sloeg een hand over haar mond. Ze schoof iets dichter naar de deur en gluurde door het kiertje. De overloop werd nu verlicht door het rechthoekige, felle lichtschijnsel uit de deuropening. Boven aan de trap stond een man in een donkere jas, half met zijn rug naar haar toe, en zijn schedel, die zo glad en kaal was als een ei, glom in het licht.
‘Zorg dat ik wat krijg, Quinney, iets waarmee ik wat kan beginnen,’ zei de andere man. Harry probeerde te ontdekken wie hij was, maar de kale stond in de weg.
‘Dat gaat wel enige tijd in beslag nemen.’
‘Alles duurt lang bij jou.’
‘Je wilt toch dat het goed gebeurt?’
‘Ik wil dat het snel gebeurt.’
De man die Quinney werd genoemd, haalde zijn schouders op en liep de trap af naar beneden in de richting van Harry. Ze trok snel haar hoofd terug en drukte zich nog harder tegen de muur. Haar keel kneep dicht doordat ze probeerde de stank van de wc niet in te ademen.
‘Bezorg me iets wat haar in een slecht daglicht plaatst en dan zal ik je belonen.’
Quinneys voetstappen hielden pal voor de deur stil. Harry kon zijn ademhaling horen. Ze hield nog steeds haar vingers tegen haar mond gedrukt zodat ze geen onverhoedse angstgeluidjes zou produceren. Het leed geen enkele twijfel dat die twee het over haar hadden.
‘Er schijnt een vriendje te zijn,’ zei hij uiteindelijk. Harry trok haar wenkbrauwen op. Dat was nieuw.
‘Kunnen we daar wat mee?’
‘Misschien,’ zei Quinney.
Harry trok haar hoofd terug in de schaduw en daarbij viel haar blik op iets rechthoekigs op het tapijt, naast Quinneys schoenen. Ze staarde er met open mond naar. Het was de bubbeltjesenvelop. Ze ging vlug na wat ze bij zich had: schoudertas, helm, handschoenen. Geen envelop. Godver!
Ze ging op haar hurken zitten en tastte de koude tegels om haar heen af; ze huiverde toen haar vingers kleffe haardotten en toiletpapier aanraakten. Ze had die handschoenen aan moeten houden. Ze sloot haar ogen en voelde zich een beetje duizelig worden. Die envelop was zeker gevallen toen ze de trap af rende.
‘Wie is dat vriendje dan?’
‘Een of andere hoge pief. Ik trek hem wel na.’
Harry’s blik gleed naar het pakketje op de grond. Het lag maar een klein stukje bij haar vandaan, maar het was onmogelijk om het ongezien te grijpen. Misschien was het ook niet zo erg. Het was per slot van rekening maar een envelop.
Toen sperde ze haar ogen wijd open en haar hart sloeg een slag over. Op het pakje zat open en bloot een adressticker met haar naam erop.
‘Goed, doe maar,’ zei de andere man. ‘Haal alles wat je kunt vinden naar boven. Over haar vriendje, haar familie, haar vrienden – iedereen met wie ze is gezien. En zorg ervoor dat ik wat in handen krijg dat ik kan gebruiken.’
‘Eerst betalen, anders doe ik niets.’
‘Ik betaal je als je je werk hebt afgemaakt, geen dag eerder.’
Even viel het stil. ‘Misschien is mijn prijs zo-even omhooggegaan.’
Ze hoorde hoe de andere man de trap af kwam stampen, naar Quinney toe. De rechthoek van licht op de overloop werd kleiner naarmate de deur achter hem langzaam dichtviel. Harry boog zich naar voren. Nog heel even en het was donker genoeg om die envelop weg te grissen. Maar de man was haar te slim af. Hij moest op de schakelaar hebben gedrukt, want de overloop baadde plotseling weer in het licht.
Ze hield haar adem in en begon onwillekeurig te tellen, terwijl die twee ondertussen door ruzieden. Ze voelde zich op een merkwaardige manier ver van deze situatie afstaan. Het was absurd om daar in elkaar gedoken op de vloer te zitten en luistervinkje te spelen terwijl twee vreemde mannen stonden te bakkeleien hoeveel het waard was om haar leven ondersteboven te halen.
Negen, tien, elf. Ze wierp weer een snelle blik door de deur. Quinney keek neer op de man die tegenover hem stond, maar zijn lengte scheen hem weinig voordeel te bezorgen: qua argumenten was de ander hem de baas. Ze kon die andere man nog steeds niet goed zien.
Zestien, zeventien, achttien. Ze strekte haar vingers en bleef doortellen. De twee schenen eindelijk tot een soort van overeenkomst te zijn gekomen en breiden er een einde aan.
Eenentwintig, tweeëntwintig, drieëntwintig. Harry slikte. Met haar ene hand zocht ze steun bij de natte tegels op de vloer, de andere stak ze langzaam uit in de richting van de smalle deuropening, zo laag mogelijk bij de grond.
Achtentwintig, negenentwintig, dertig.
De duisternis sloeg weer toe op de overloop en de mannen vloekten. Op hetzelfde moment stak Harry bliksemsnel haar hand door de kier en greep de envelop. Ze klemde hem tegen haar borst en drukte zich weer plat tegen de muur. De mannen stonden even als aan de grond genageld door de duisternis, maar enkele seconden later had de ene alweer het lichtknopje gevonden. Harry’s voelde haar hart in haar oren kloppen en moest zich tot het uiterste inspannen om niet hardop te hijgen.
De mannen liepen de trap af naar beneden en namen afscheid. Quinney ging de voordeur uit, de andere man kwam weer de trap op naar boven. Toen hij langs het toilet liep ving Harry een glimp van zijn gezicht op.
Ze kende hem. Natuurlijk kende ze hem. Ze was zijn foto tegengekomen in de krantenarchieven. Hij was een paar kilo aangekomen en had zijn maatkostuum verruild voor een groezelig t-shirt, maar het was onmiskenbaar dezelfde man.
Leon Ritch.

31

Harry reed de South Circular Road af met een hoofd vol vragen.
Wat moest Leon Ritch in vredesnaam met een afschrift van haar bankrekening? Was Quinney degene die haar appartement overhoop had gehaald? Was hij misschien degene die haar voor de metro had geduwd? Ze had zijn stem niet herkend, maar dat was ook lastig te zeggen.

Eén ding was in elk geval duidelijk: Leon had haar vervalste banksaldo gezien en was ervan overtuigd dat zij het geld in haar bezit had. En nu zocht hij naar een manier om het te pakken te krijgen.

Harry huiverde. De spanning van daarnet zakte een beetje, maar ze voelde zich nog koud en rillerig. Quinney was van plan om compromitterend materiaal over haar vriendje te zoeken en ze vroeg zich af wie hij op het oog had. Ze had de afgelopen dagen met zowel Jude als Dillon tijd doorgebracht, dus een buitenstaander zou kunnen denken dat ze iets had met een van die twee. Ze rolde met haar ogen bij die gedachte. Behalve natuurlijk dat Dillon de nacht bij haar had doorgebracht. Dat maakte hem waarschijnlijk de favoriet.

Terwijl ze zich een weg baande door het verkeer bedacht ze opeens dat ze die Quinney had moeten volgen. Maar eerlijk gezegd was ze te bang geweest om een vin te verroeren. Hij was in elk geval een stuk beter in surveilleren dan zij: het was duidelijk dat hij haar al dagen achtervolgde.

Misschien ook wel op dit moment.
Haar blik vloog naar het achteruitkijkspiegeltje. Pal achter haar zat een zwarte Fiesta en daarachter een zilveren Jaguar. Harry fronste. Reed Ashford ook niet in een Jaguar? Haar vingers spanden zich om het stuur. De stad zat tjokvol prestigewagens; dit hoefde niet per se iets te betekenen. Ze experimenteerde wat met het wisselen van rijstroken, maar geen van de auto’s hapte toe. Toen ze rechts afsloeg naar Harcourt Street reed de Fiesta gewoon door en de Jaguar verdween achter een vrachtwagen.
Harry probeerde haar aandacht bij het verkeer te houden, maar de vragen en ‘stel dat’-scenario’s schoten kriskras door haar hoofd totdat ze er scheel van zag. Ze had iemand nodig die ze kon vertrouwen, iemand tegen wie ze vrijuit kon praten. Iemand die haar niet zou vertellen dat ze haar vader moest gaan opzoeken.
Ze dacht even aan Amaranta, maar ze wist nu al dat ze alleen maar een lijst dwingende instructies van haar zou krijgen. Praten met haar moeder was uitgesloten. Miriam stond niet open voor vertrouwelijkheden. Althans, niet die van Harry.
Ze trommelde met haar vingers op het stuur en voegde zich in een verkeersstroom die haar in zuidelijke richting zou meevoeren, terug naar haar appartement. Ze nam een besluit. Ze veranderde tweemaal van rijbaan en reed toen weer in noordelijke richting terug naar de stad. Het was zondag, dus ze schoot lekker op. Binnen tien minuten stond ze voor de rode voordeur in de stijl van George V van het kantoor van Lúbra Security.
Ze stak de straat over en dacht eraan om haar mobiel weer aan te zetten. Het piepje vertelde dat ze drie oproepen van Jude had gemist. Wat moest die kerel toch van haar? Ze stopte de telefoon weer in haar tas. Het laatste waar ze op zat te wachten was een gesprekje met een bankier die voldeed aan het profiel van de Profeet.
Ze haalde haar kantoorsleutels tevoorschijn en maakte de deur open. De receptieruimte was verlaten. Ze liep door de glazen deuren die naar het grootste kantoor leidden. Ze kon over de hele lengte van de ruimte uitkijken.
Het bedrijf van Dillon nam de complete begane grond van het gerenoveerde pand in beslag. Overal klonk het lichte gezoem van de computers, ook op de bureaus die nu leeg waren. De met stof beklede scheidingswanden deden Harry opeens aan het callcenter bij de Sheridan Bank denken.
Ze fronste. Daar had je het weer, dat ongedefinieerde zeurstemmetje in haar achterhoofd dat haar vertelde dat ze nog iets moest doen. Ze prentte zich in dat ze het Sheridan-rapport zelf nog moest nakijken.
Harry liep in de richting van Dillons kantoor, een afgesloten glazen kamer in de hoek van de ruimte. Er was niemand te bekennen, behalve aan het grote bureau naast Dillons kantoor.
‘Ik dacht al dat je hier zou zijn,’ zei Harry.
Imogen keek op. Haar ogen werden groot van verrassing in haar guitige snoetje: twee paardenstaarten stonden aan de zijkant van haar hoofd af als gespreide hondenoortjes, waardoor ze nog meer op een chihuahua leek.
‘Harry! Ik hoorde je helemaal niet binnenkomen!’ Ze wilde lachen maar keek toen goed naar Harry’s gezicht. ‘Wat is er aan de hand?’
Ze sprong van haar stoel, stormde op Harry af en drukte haar meteen op een stoel. Ze bleef voor haar staan, met de handen in de zij en keek naar de schrammen op Harry’s wangen. Harry voelde zich altijd net een houthakker naast Imogens frêle gestalte, ook nu ze zelf zat.
‘Wat zie jij eruit, zeg,’ zei Imogen.
Harry lachte om dat moederkloektoontje. ‘Het is minder erg dan het eruitziet.’
‘Neem me niet in de maling. Heb je een ongeluk gehad?’
‘Zoiets, ja.’
Harry voelde tranen in haar ogen prikken, maar kneep ze direct weg. Ze was er niet aan gewend om bemoederd te worden.
‘Kom op, Harry, vertel het maar.’
Het was moeilijk om weerstand te bieden aan een luisterend oor. Als een waterval gooide Harry er alles uit; vanaf de desastreuze vergadering bij kwc tot Felix’ dood en de deal die ze met de Profeet had gesloten. Imogen luisterde zonder haar in de rede te vallen; geen vragen, geen melodrama.
Toen Harry klaar was bleven ze een poosje in stilte zitten.
‘Dus iemand heeft geprobeerd om jou voor de metro te gooien?’ vroeg Imogen uiteindelijk.
‘De metro reed niet hard. Ik heb me alleen maar bezeerd.’
‘Jeetje, Harry, ik weet niet zo goed wat ik hierop moet zeggen, maar ik ben blij dat je naar me toe bent gekomen.’ Ze zweeg even. ‘Hoe wist je trouwens dat ik hier zou zijn?’
Harry glimlachte flauwtjes. ‘Je hebt nu even geen vriendje. Als je single bent zit je hier altijd op zondag.’
Imogen trok een gezicht, en keek toen weer serieus. ‘Je had eerder bij me aan moeten kloppen, ik had je kunnen helpen. Ik had kwc in een handomdraai voor je opengebroken.’
Harry glimlachte weer. De moederkloek moest het veld ruimen voor het hackersinstinct. Ze trok haar benen onder zich op haar stoel en sloeg haar armen om zich heen. Ze voelde zich rozig en slaperig, als een kind met een beker warme melk vlak voor bedtijd. Imogens adviezen sneden niet altijd hout, maar desondanks voelden ze als een warm bad.
Opeens herinnerde ze zich dat stemmetje weer.
‘O, er is iets waar je me inderdaad mee kan helpen,’ zei ze. ‘Kun je me dat rapport mailen dat je voor Sheridan hebt opgesteld?’
‘Is daar iets mee? Dillon heeft me de resultaten van jouw inbraaktest gegeven: het leek mij allemaal rechttoe rechtaan.’
‘Dat was het ook. Ik weet zeker dat alles klopt, maar ik wilde gewoon nog iets nakijken.’
‘Prima.’ Imogen sloeg haar armen over elkaar en tikte met haar voet op de grond. ‘En wat wordt je volgende stap?’
‘Weet jij nog wat?’
‘Klets niet. Je weet precies wat je moet gaan doen.’
Harry zwaaide haar voeten weer op de grond. ‘Ik ga niet naar de politie en dat moet jij ook niet doen. Ik heb je gezegd –’
‘Ja ja. Ik weet het. Maar als je het mij vraagt zijn alle risico’s die je nu loopt de strafvermindering voor je vader niet waard.’
‘Luister eens –’
Imogen legde haar met een handgebaar het zwijgen op. ‘Ik had het ook niet over de politie.’
‘Niet?’
‘Is het niet overduidelijk? Je moet natuurlijk je vader gaan opzoeken.’
Harry leunde naar achteren en sloot haar ogen. Ze voelde een kinderlijke behoefte om haar vingers in haar oren te stoppen en een deuntje te neuriën.
‘Ik weet dat jullie een gecompliceerde relatie hebben,’ vervolgde Imogen.
Gecompliceerd dekte niet helemaal de lading. Harry wachtte tot Imogen zou doorgaan, maar toen het stil bleef deed ze haar ogen weer open.
Imogen staarde langs haar heen, naar de andere kant van het vertrek. ‘Heb jij de deur open laten staan?’
Harry draaide zich met een ruk om.
De man die door het kantoor op hen af kwam lopen was Ashford.
‘Een van mijn medewerkers is gisteravond omgekomen bij een brand.’
Ashford deed de deur van Dillons kantoor achter zich dicht en vervolgde: ‘Jullie kennen hem wel. Felix Roche.’
‘Mijn condoleances.’
Harry probeerde tijd te winnen. Ze nam de stoel achter Dillons bureau en gebaarde dat Ashford tegenover haar kon plaatsnemen. De psychologische factor lag misschien iets te veel voor de hand, maar wat dan nog? Ze vond dat ze moest overkomen als iemand die de zaken onder controle had.
Ashford ging zitten. Zijn clownshaar detoneerde met zijn maatpak. ‘En ik heb inmiddels begrepen dat jouw ongeluk een stuk ernstiger was dan je me hebt doen geloven.’
Harry fronste. ‘Hoe –’
‘Ik hoorde het van Jude Tiernan. Hij belde me op vanwege Felix, uiteraard. Daarna kwam jij ook nog even ter sprake.’
Hij leunde naar achteren en bleef haar aankijken.
Die verdomde Jude. Hoeveel had hij doorverteld? En waarom was Ashford haar komen zoeken? Ze herinnerde zich weer de zilveren Jaguar die haar was opgevallen.
‘Hoe wist je dat ik hier zou zijn?’ vroeg ze.
Hij zweeg even. ‘Je moeder klaagt vaak dat je te hard werkt en dat je in het weekend nooit langskomt. Ik waagde een gokje.’
‘Heb je het hier met mijn moeder over gehad?’
‘O hemel, nee. Ik pieker er niet over om haar ongerust te maken.’ Zijn ernstige ogen bleven strak op haar gericht. ‘Ik maak me daarentegen wel zorgen om jou.’
Harry zette zich af tegen het bureau en sloeg haar armen over elkaar. ‘Dat is nergens voor nodig.’
‘Volgens mij wel. Je zou wel eens verzeild kunnen raken in dingen die jou niet aangaan.’
Ze trok haar wenkbrauwen op. ‘Dat kan ik van jou ook wel zeggen.’
‘Touché. Alhoewel de gevolgen in jouw geval een stuk ernstiger kunnen uitpakken.’
‘Wat heeft Jude je precies verteld?’
‘Ik heb aangedrongen op details over jouw zogenaamde ongeluk. Het zat me dwars.’
Harry bestudeerde zijn oprechte uitdrukking en de vriendelijke puppyogen. Hij kon hij makkelijk doorgaan voor iemands grootvader met die toefjes haar als een krans om zijn hoofd.
‘Hij had je niet zoveel moeten vertellen,’ zei ze.
Ashford dacht even na. Toen zei hij: ‘Enkele jaren geleden is er nog een andere medewerker van me bij een tragisch ongeval omgekomen. Door een verkeersongeluk vlakbij ifsc.’
Harry’s kaak verstrakte, maar ze zei niets.
‘Eerst die jongen, Jonathan, en nu Felix,’ vervolgde Ashford. ‘En volgens Jude heeft iemand geprobeerd om jou onder een metro te duwen.’
‘Dat is nogal een stap met zevenmijlslaarzen, vind je ook niet?’ Ze probeerde haar stem luchtig te houden. ‘Van een ongeluk in Pearse Station naar wat er ook gebeurd mag zijn met jouw medewerkers?’
‘Zei ik dan dat er een verband was?’ Hij boog zich naar voren en hield zijn handen gevouwen alsof hij aan het bidden was. ‘Ik druk je alleen op het hart om voorzichtig te zijn, dat is alles. En als het jou zelf niets uitmaakt, doe het dan voor je moeder.’
‘Zo te horen ken je mijn moeder erg goed,’ zei Harry.
‘Ik ken Miriam al langer dan Sal.’ Hij keek nu langs haar heen. ‘Ik heb ze eigenlijk aan elkaar voorgesteld.’
Harry bestudeerde haar nagels. ‘Was jij met haar… Ik bedoel, ben je…?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Niet op dit moment. Nu zijn we gewoon twee oude vrienden die een beetje voor elkaar zorgen.’
‘En daarvoor?’
Hij aarzelde even. ‘Ik geef toe dat we ooit close waren.’
‘Wat ging er mis?’
‘Ik heb het over bijna dertig jaar geleden. Dat is nu niet belangrijk meer.’
‘Ik zou het toch graag willen weten.’ Harry pulkte aan een afgebroken duimnagel. ‘Mijn moeder heeft er wel eens iets over gezegd, maar ik wil het ook graag van jou horen.’ Ze keek hem tersluiks aan. Hoe laat je mensen hun geheimen verklappen? Je doet net alsof je ze al van iemand anders hebt gehoord.
Ashford keek bedenkelijk en ging verzitten. ‘Maar het is al zo lang geleden. Amaranta was nog maar een baby.’ Hij veegde een denkbeeldig pluisje van zijn mouw. ‘Ik ben er niet trots op of zo, daar kun je van op aan.’ Harry bleef strak naar haar nagels turen. Het had haar niet moeten verbazen dat Miriam een buitenechtelijke relatie had gehad. Het was immers geen makkie om met haar vader getrouwd te zijn.
‘Maar wat is er gebeurd?’ vroeg ze.
Ashford schraapte zijn keel. ‘Niets. Het duurde maar enkele maanden. En toen zetten we er een punt achter.’
‘Waarom? Vanwege mijn vader?’
‘Dat had ik je graag als reden willen opgeven, maar nee.’ Hij zweeg even. ‘Het was vanwege jou, Harry.’
Haar blik vloog naar zijn gezicht. Hij keek nu treuriger dan ooit.
‘Miriam raakte van jou in verwachting,’ zei hij.
Harry keek hem even aan. Haar hoofd liep om. Ashford moest haar paniekerige blik hebben opgevangen, want hij schudde meteen zijn hoofd.
‘Nee, o nee, maak je geen zorgen, Harry,’ zei hij. ‘Jij bent de dochter van Sal, daar bestaat geen enkele twijfel over. Kijk in vredesnaam in de spiegel. Je bent een volbloed Martinez.’
Harry knipperde met haar ogen. Ze was even helemaal sprakeloos. Toen knikte ze en zei: ‘Dus Miriam heeft er een streep onder gezet omdat ik eraan zat te komen?’
‘Ik weet zeker dat ze dat uiteindelijk zou hebben gedaan.’ Ashford sloeg zijn ogen neer. ‘De waarheid is echter dat ik ’m zelf begon te knijpen.’
‘Je bedoelt dat jij degene was die er een einde aan maakte?’
‘Ik was er nog niet klaar voor om de zorg van een ander gezin op me te nemen. Zeker niet dat van Sal. Ik kwam daarachter toen ze zwanger werd. Dus ja, ik nam de benen.’ Nu was het zijn beurt om zijn nagels te bestuderen.
Harry voelde zich verward. Ze bedacht hoe afstandelijk haar moeder altijd was geweest en dat ze in haar ogen nooit iets goed scheen te kunnen doen. Harry had altijd gedacht dat dit aan haar vader had gelegen, maar nu begreep ze dat hij niet de enige reden was.
‘Je moet het haar niet kwalijk nemen,’ zei Ashford. ‘Het was niet makkelijk om met je vader te leven, met al die financiële strapatsen van hem. Vooral omdat ze de zorg voor Amaranta had.’
‘Maar als ik er niet was geweest, had Miriams leven een heel andere wending kunnen krijgen. Jij had haar de zekerheid kunnen geven die ze nodig had.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Uiteindelijk was ze altijd teruggegaan naar je vader, daar ben ik van overtuigd.’
‘Maar die keuze heeft ze niet gehad, toch?’ Harry beet op haar lip. ‘Vanwege mij.’
Hij gaf geen antwoord. Dat was ook niet nodig. Ze wist dat ze gelijk had. Niet alleen herinnerde Harry Miriam altijd aan de echtgenoot aan wie ze een hekel had, maar ook aan de enige kans die ze ooit had gehad om hem te verlaten.
Ze hadden geen schijn van kans gehad als moeder en dochter.

32

Het was al bijna zes uur toen Harry weer thuiskwam, maar pas tegen achten herinnerde ze zich haar eetafspraak met Dillon. Ze sloeg haar hand tegen haar voorhoofd, kleedde zich snel uit en

stapte onder de douche. Ze draaide aan de heetwaterkraan tot het water zo heet was dat ze het nog maar net kon verdragen. Ze waste haar haar twee keer grondig met shampoo om van die helmlucht af te komen en probeerde niet al te veel stil te staan bij haar moeder.

Toen Ashford het kantoor van Lúbra uit was gelopen, had hij haar nogmaals op het hart gedrukt om op haar hoede te blijven, en uit de blik in zijn ogen kon Harry opmaken dat hij spijt had dat hij was gekomen. Ze was in Dillons stoel blijven zitten, niet in staat om in beweging te komen, totdat Imogen haar aanraadde om naar huis te gaan.

Harry sprong uit de douche, trok een spijkerbroek aan en een witte katoenen trui, en liep naar de voordeur. Normaal werd ze altijd kalm van zulke snelle acties, maar ze had het gevoel dat het foefje dit keer niet zou werken.

Toen ze langs haar werkkamer liep aarzelde ze even. Ze stapte naar binnen en checkte haar e-mail. Niets.
Ze zakte weg in haar bureaustoel en masseerde haar voorhoofd. Het was slechts een kwestie van tijd voordat de Profeet contact met haar zou opnemen om instructies door te geven over het geld. Wat moest ze dan in godsnaam beginnen?
Harry sloeg met haar vuist op het bureaublad. Die verdomde vader van haar ook, met zijn smerige zaakjes. Wat had zij er goddomme mee te maken? Jarenlang had ze hem uit haar leven kunnen weren en al haar emoties kunnen loskoppelen. Maar hij slaagde er zelfs vanuit de gevangenis nog in om haar leven te verknoeien.
Ze klapte haar laptop dicht, liep met stramme passen het appartement uit en sloeg de voordeur achter zich dicht. Ze klom achter het stuur van haar auto, draaide het contactsleuteltje om, zette de koplampen aan en gaf plankgas. Ze ging zuidwaarts in de richting van Enniskerry.
Ze was niet meer zo geneigd om veel over haar vader na te denken. Dat had ze door de jaren heen al genoeg gedaan en het leidde nooit ergens toe. Maar nu was ze zich bewust van de chaos aan emoties die in haar binnenste kolkten, als melk in een steelpan. Ze haalde bevend adem en probeerde zich op de weg te concentreren.
Er was niet veel verkeer en binnen tien minuten zat ze al op de snelweg. Ze kon ongehinderd doorrijden, en langzaam maar zeker begon haar verbeten greep om het stuur te ontspannen en de rimpels uit haar voorhoofd te verdwijnen. Misschien waren een goede maaltijd en een glas wijn precies wat ze nodig had.
Ze verliet de hoofdweg en nam de afslag naar Stepaside Village. Omdat hier de verlichte snelweg en benzinestations plaatsmaakten voor slingerende wegen en voortuinen met gazons, minderde ze vaart.
Na het dorp kwam er weer een heuvel, en de smalle, omhooglopende weg was nauwelijks breder dan een auto. Er stonden nergens straatlantaarns en de nachthemel werd geblokkeerd door een plafond van vervlochten boomkruinen. Harry ging langzamer rijden en deed de grote koplampen aan. Aan weerszijden van de weg lagen sloten en dicht struikgewas dat het zicht op de bochten bemoeilijkte en ze schoot nog maar nauwelijks op.
Opeens doken er achter haar twee felle schijnwerpers op en ze moest haar ogen toeknijpen door de reflectie in het achteruitkijkspiegeltje. Een of andere idioot zat boven op haar bumper en aan de hoogte van de koplampen te oordelen was het een jeep. Harry trapte op haar rempedaal, in de hoop dat de rode achterlichten hem zouden afschrikken. Ze nam een bocht en keek weer in het spiegeltje. De jeep was uit het zicht verdwenen.
Omdat de motor van de Mini protesteerde zette ze hem in de tweede versnelling. In de verte zag ze de lampen bij Johnnie Fox’ pub eenzaam oplichten in het donker. Harry fronste. Dillon had niets over dit herkenningspunt gezegd. Ze reed er met een vreemd voorgevoel langs, alsof ze net haar laatste engelbewaarder achter zich had gelaten. Ze huiverde bij de gedachte.
Gedurende een kwartier ging de weg omhoog en omlaag. Ze hield de snelheid van dertig kilometer per uur aan, met wijd opengesperde ogen, terwijl haar koplampen het landschap beschenen. Links van haar waren lage stenen muren die haar scheidden van een verticale duik in het ravijn beneden. Rechts had je de bergen, dichtbegroeid met naaldbomen. En voor zich zag ze niets anders dan inktzwarte bochten.
Toen ze terugschakelde naar de eerste versnelling moest Harry het feit onder ogen zien dat ze ergens een verkeerde afslag had genomen. Dillon had niets gezegd over steile wegen naar boven en het was duidelijk dat ze in de richting van Dublin Mountains reed. Ze vervloekte haar innerlijke kompas en keek of ze ergens langs de kant van de weg een plek zag waar ze kon keren.
Bij de eerste klap dacht Harry dat er een rotsblok op haar auto was gevallen. Door de botsing schoot de Mini naar voren en werd Harry uit haar stoel gelanceerd. Haar veiligheidsgordel trok haar weer naar achteren. Even bleef ze als verlamd zitten, toen trapte ze op de rem. Onmiddellijk schoof de auto in de richting van de stenen muur. Ze rukte aan haar stuur en probeerde voor de volgende bocht weer op koers te raken. Toen keek ze weer in haar spiegeltje en kreunde.
De jeep was terug en kwam in volle vaart achter haar aan. Harry staarde ongelovig naar de naderende koplampen. Hij denderde recht op haar af en Harry gilde. De Mini slingerde hevig en schampte de stenen muur. Het raam bij de passagiersstoel versplinterde. Harry zette haar voet op het rempedaal en verrees bijna uit haar stoel om haar hele gewicht erop te kunnen zetten. De auto zigzagde over de weg en hobbelde langs een sloot. Takken sloegen tegen de voorruit. Met bevende armen om het stuur probeerde ze uit alle macht de auto weer onder controle te krijgen.
De Mini luisterde en schoot weer de weg op. Harry’s blik vloog naar het spiegeltje. De jeep was op slechts enkele meters afstand. Ze bracht haar voet van het rem- naar het gaspedaal en de Mini schoot weg. Ze werd tegen de rugleuning van de stoel gedrukt toen de auto tegen de berg omhoogreed. Als er in hemelsnaam maar geen vrachtwagens van de andere kant kwamen.
De Mini nam met gierende banden de haarspeldbochten. Harry werd heen en weer geschud in de auto, haar handen om het stuur geklemd en alle spieren gespannen. Elke vezel van haar lichaam was erop gericht om haar auto op de weg te houden. Haar snelheid bedroeg nu drie cijfers, maar ze negeerde de krijsende motor. Haar koplampen vielen op de woorden gevaarlijk rij langzaam die in enorme, lichtgevende letters op de weg waren geschilderd. Harry slikte en greep het stuur nog steviger beet.
Ze keek waar de jeep was. Die had moeite met de scherpe bochten en daardoor had ze een voorsprong gekregen. Wie was die vent? Quinney? Misschien had hij haar wel gezien op de stoep bij Leons flat en had hij haar sindsdien achtervolgd. Maar waarom zou hij gaan bumperkleven op een weg langs de bergwand?
Harry kwam op een recht stuk weg met de jeep in haar kielzog. Er waren nu geen stenen muren meer aan de rechterzijde van de weg; het enige wat haar beschermde tegen het diepe ravijn was een kniehoge grasberm. Diep uit haar keel kwam een kreun. Als het op kracht aankwam was haar Mini niet opgewassen tegen de jeep. Het was als een wedstrijd tussen een skelter en een tientonner, en Harry zag haar kansen somber in.
De jeep kwam weer op haar afgedenderd; hij was nu zo dichtbij dat ze in haar spiegeltje een flits van de bullbar opving. Met een woeste dreun werd ze naar voren geramd. Haar nek kreeg een klap en opeens vloog ze door de lucht.
Harry schreeuwde en klemde zich vast aan het stuur. De auto zeilde over de berm en voor een ogenblik leek alles in slow motion te gaan. De motor haperde en de vreemde stilte die daarop volgde werd alleen onderbroken door het geluid van draaiende wielen. Harry’s gedachten schenen sneller te gaan dan wat er om haar heen gebeurde. Het voelde alsof ze opeens alle tijd van de wereld had. Ze bedacht bijtijds om haar armen en benen te ontspannen zodat ze niet al te verstijfd waren bij de schok, omdat ze dan eerder zouden breken. Haar tas verdween onder de stoel.
En toen, alsof ze zich in een liftschacht bevond, begon de val neerwaarts. Lucht suisde door de gebroken ramen en de grond kwam angstaanjagend snel dichtbij. De auto smakte op het gras en stuiterde als een kiezelsteentje dat op een glad wateroppervlak wordt gegooid. Harry botste tegen plafond en portieren en stootte overal haar hoofd. Eindelijk belandde de auto met een klap op zijn zijkant, waarbij de scherven in het rond vlogen. De Mini beefde nog even na en bleef toen stilliggen.
Harry’s hoofd tolde als een bezetene. Om haar heen klonk het kreunende geluid van scheurend metaal en het gerinkel van gebroken, neervallend glas. Haar hoofd en schouders zaten tegen het zijraam dat nu tegen de grond gedrukt lag; de auto was gekanteld. Ze had nog steeds haar gordel om en op haar tong proefde ze een metaalachtige smaak: ze moest haar onderlip bij de schok kapot hebben gebeten. Haar hoofd voelde te zwaar om te kunnen bewegen, alsof het door het ongeluk in lood was veranderd. Snel controleerde ze de rest van haar lichaam. Zo te voelen had ze niets gebroken.
Ze luisterde naar de geluiden buiten. De Mini kraakte en knarste, en ze moest aan de auto’s denken die ze op tv had zien exploderen. Misschien was het beter om te maken dat ze daar wegkwam, maar ze bleef doodstil zitten. Als ze nu gewoon in de duisternis in elkaar gedoken bleef liggen, zou die kerel misschien wel weggaan. Harry vroeg zich af of ze soms een hersenschudding had.
Opeens werd de auto fel verlicht en Harry schermde haar ogen af. Ze draaide zich om en keek door de achterruit. Twee koplampen schenen vanaf de weg naar beneden. Haar lichaam schokte. De jeep gebruikte zijn koplampen als schijnwerpers. Ze kon een donkere gestalte onderscheiden die langs de rand van de berg voor de lichtbundels heen en weer liep, als iemand die te laat de bioscoop binnenkwam. Donkere hoed, licht haar, gezicht onzichtbaar.
Harry maakte haar autogordel los en kroop over de versnellingspook naar de passagiersdeur. Door haar gewicht kantelde de auto en smakte weer op vier wielen terug. Glasscherven sneden in haar handpalmen. Ze trapte de deur open en tuimelde op het gras, klauwend in de modder naar houvast. Toen zette ze het op een rennen.
Ze draafde de heuvel af en duwde haar hakken diep in de grond om niet van de steile helling te glijden. Achter haar hoorde ze iemand ademhalen en het gedreun van voetstappen. Ze stormde door dichte doornstruiken en negeerde de stekelige takken die door haar spijkerbroek heen prikten.
Opeens hield het geluid van voetstappen op. Op hetzelfde moment werd ze door haar belager met een vliegende tackle onderuit gehaald. Hij ging boven op haar zitten en drukte zijn knieën tegen haar onderrug. Zijn gewicht hield haar stevig tegen de grond en perste de lucht uit haar longen. Met een hand op haar achterhoofd drukte hij haar gezicht in de modder. Ze kon de vochtige aarde proeven die haar neus en mond binnendrong. Ze wilde gillen maar kreeg geen adem. Toen greep hij een handvol haar en trok haar hoofd achterover; er ontsnapte een snik uit haar keel. Ze zwaaide met haar armen en probeerde houvast te krijgen, maar hij greep haar linkerpols beet en duwde die achter haar rug omhoog totdat ze het uitschreeuwde.
De man bracht zijn lippen vlak bij haar oor. Ze huiverde toen ze de warmte van zijn adem op haar huid voelde. Zodra hij begon te praten wist ze dat dit dezelfde man was als op het metrostation.
‘Ik hoorde dat je een deal had gemaakt.’ Zijn stem was kil en schor.
Ze slikte en probeerde iets door haar gebarsten lippen te zeggen.
‘Ik doe alleen maar wat jullie willen,’ kon ze uiteindelijk uitbrengen. Hij hield nog steeds haar hoofd achterovergetrokken. ‘Ik geef het geld terug.’
‘De Profeet vertrouwt je niet. Hij vertrouwt niemand. Behalve mij.’
‘Heeft de Profeet je op me af gestuurd?’
‘De Profeet stuurt me overal op af.’ Hij gaf nog een ruk aan haar haar en ze schreeuwde het uit. ‘Hij vindt het niet leuk als mensen hun afspraken niet nakomen.’
Ze grimaste en probeerde zo oprecht mogelijk te klinken. ‘Waarom zou ik mijn afspraak niet nakomen? Vertel me maar waar ik het geld naartoe moet sturen; hij mag het hebben.’
Hij drukte zijn gezicht in haar haar en zei op fluistertoon: ‘De laatste die zijn afspraak niet nakwam eindigde als een doodgereden konijn op de weg.’
Harry dacht aan Jonathan Spencer die onder een vrachtwagen terecht was gekomen. Ze slikte weer en voelde haar hart in haar keel bonzen.
‘De Profeet weet dat ik mijn afspraak nakom,’ zei ze. Met de vingers van haar rechterhand tastte ze over de grond of ze iets kon vinden dat als wapen kon dienen.
‘Mensen worden hebzuchtig. En als dat gebeurt is het mijn taak om te zorgen dat ze ervoor boeten.’
De gedachte aan Felix, die in zijn eigen huis was geroosterd, schoot door haar hoofd en ze slikte een zacht gejammer in. Ze voelde iets hards en kouds. Een steen.
‘En wat had de Profeet voor mij in gedachten?’ zei ze en ze slaagde erin enige bravoure in haar stem te leggen. Haar vingers sloten zich om het ruwe graniet. Hij was ongeveer zo groot als een grapefruit en had een gekartelde rand. ‘Een bloedsoep op het asfalt of de brandstapel?’
Hij trok weer aan haar hoofd en duwde haar arm hoger op haar rug. Harry kneep haar ogen dicht; tranen van pijn prikten tussen haar oogleden. Haar nek voelde alsof hij elk moment kon breken.
Zijn stem klonk nog heser toen hij diep over haar heen gebogen zei: ‘In jouw geval mag ik zelf kiezen.’
Toen kwam zijn vuist uit het niets en ramde tegen de zijkant van haar hoofd. Haar hersens zwommen in haar schedel en haar oor begon te suizen. Hij duwde haar gezicht nog dieper in de aarde. Ze realiseerde zich te laat dat ze de steen had losgelaten.
‘Blijf liggen en begin te tellen,’ zei hij. ‘En blijf tellen tot driehonderd.’
Toen ze geen antwoord gaf sloeg hij haar weer en het suizende gefluit in haar oren werd luider.
‘Tellen!’
Ze spuugde een mondvol klei uit en begon te tellen, nijdig om de trilling in haar stem die ze niet kon onderdrukken. Hij kwam langzaam overeind. Nu zijn gewicht van haar rug af was, kon ze weer normaal ademhalen en ze trok haar gezicht uit de modder. Terwijl ze telde rook ze de vochtige geur van klei en mos. Zijn wegstervende voetstappen maakten ritselende geluiden in het gras.
Daarna hoorde ze de motor van de jeep grommend aanslaan en de gierende banden toen hij wegreed. De vallei verzonk weer in duisternis. Ze bleef doortellen. Ze telde tot vierhonderd voordat ze eindelijk ophield en tranen met tuiten in de vochtige aarde vergoot.

33

‘Sorry dat ik alweer de jonkvrouw in nood moest uithangen,’ zei Harry. ‘Dat is al de tweede keer deze week.’
Ze keek naar Dillon en probeerde zijn reactie te peilen, maar van zijn

gezicht viel niets af te lezen. Hij startte de motor en wrong de Lexus in een krappe U-bocht, zijn ogen strak op de weg gericht. Hij had nauwelijks een woord gesproken sinds hij haar in het dal had aangetroffen.

Op de een of andere manier was ze erin geslaagd om naar haar auto terug te strompelen en haar tas te pakken. Ze was ineen gezonken op de grond, steunend tegen de Mini, en had hem met bevende handen gebeld. Tegen de tijd dat hij haar had gevonden, was ze ijskoud en verstijfd.

Ze wierp hem een zijdelingse blik toe. Het was alsof hij zijn mond had dichtgeritst en hij hield het stuur stevig vast. Bij tijd en wijle deed hij zijn handen open en dicht, alsof hij ergens over zat te dubben.

Hij keek haar aan. ‘Die wonden in je handen zien er niet best uit. Die ene over je oog ook niet. Ik breng je naar de eerste hulp, want volgens mij moet dat gehecht worden.’

‘Nee hoor. Ik zei toch dat het wel gaat.’ Ze forceerde een glimlach. ‘Echt, geloof me.’
‘Volgens mij heb je een hersenschudding.’
Ze schudde haar hoofd en had er direct spijt van. Een hevige pijnscheut schoot door haar voorhoofd. Misschien zat Dillon er toch niet naast met zijn diagnose.
‘Ik kom er wel overheen.’ Ze masseerde de plek onder aan haar nek waar het stijf begon te worden. ‘Ik moet gewoon even uitrusten.’
Hij fronste en richtte zijn aandacht weer op de weg. Hij droeg een spijkerbroek en een duur leren jasje dat losjes om zijn schouders hing. Het zwarte leer leek zo zacht als boter en Harry vroeg zich af wat er zou gebeuren als ze haar hand zou uitsteken om het aan te raken.
Ze schraapte haar keel. ‘Waar gaan we naartoe?’
‘Waar wil je naartoe?’
Harry tuurde uit het raam en zag donkere velden en hagen. Het platteland kon haar voorlopig wel even gestolen worden. ‘Zou je het erg vinden om terug te rijden naar de stad? We zouden naar mijn huis kunnen gaan en iets te eten meenemen onderweg… Lijkt je dat wat?’
Dillon keek haar aan met ogen vol vraagtekens, maar hij haalde zijn schouders op en keek weer voor zich uit. ‘Best.’
Harry leunde naar achteren en sloot haar ogen. Ze probeerde niet aan hem te denken. Het enige wat ze nu nodig had waren de basale dingen: een schuilplaats, nachtrust en voedsel. Alles wat complexer was dan dat moest maar even wachten. Nu de adrenaline van de botsing wegtrok werd haar lichaam traag en slaperig.
Misschien had ze hem beter moeten voorbereiden op de verschrikkelijke staat waarin haar auto verkeerde. Het enige wat ze hem aan de telefoon had verteld, was dat ze een ongeluk had gehad en van de weg af was geraakt. Op dat moment leek dat verstandig, want als ze meer had gezegd met die prop achter in haar keel had haar stem het begeven.
Maar hij viel stil toen hij met zijn zaklantaarn de auto had beschenen en tweemaal de lichtstraal eroverheen had laten gaan om de volle omvang van de ravage te kunnen bevatten. De voorruit leek wel een bevroren spinnenweb en de andere ramen alsof ze door een onzichtbare vuist eruit waren gebeukt. De motorkap was aan alle kanten gedeukt en verpletterd, alsof de auto was gaan smelten. Zelfs Harry vroeg zich nu af hoe ze er in vredesnaam levend uit had kunnen komen.
Ze had een poosje naast de Mini gestaan en de motorkap gestreeld alsof het een gewonde puppy was die ze niet in de steek wilde laten. Zonder een woord te zeggen had Dillon haar bij de arm genomen en naar boven geloodst, waar hij zijn Lexus had geparkeerd.
Die Lexus fluisterde over de bergwegen. Terwijl de wagen naar beneden zoefde, leek Harry’s hoofd wel te drijven; de slaap drukte op haar als een loden last. Dillon trapte op de rem en Harry schoot naar voren; haar tas gleed bijna van haar schoot. Ze deed haar ogen open en gluurde naar Dillon. Ze durfde te zweren dat hij dat expres deed. Waarom was hij zo nijdig, trouwens? Zij was per slot van rekening degene die bijna het leven had gelaten.
‘Ga je überhaupt nog vragen wat er is gebeurd?’ vroeg ze. Dillon ramde zo hard met zijn vuist op het stuur dat ze opschrok.
‘Geen idee, Harry, moet dat dan?’ Hij trok de versnellingspook in zijn tweede en nam een bocht. ‘Want als ik het je vraag, ga je me dan de waarheid vertellen of wimpel je me dan weer af met de mededeling dat alles goed gaat?’
Harry sperde haar ogen wijd open. Ze opende haar mond om iets te zeggen, maar kneep haar lippen toen weer stijf op elkaar.
‘Dus je hebt een ongeluk gehad en je bent van de weg geraakt.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Die auto is niet zomaar naar beneden getuimeld, dat is zonneklaar.’
‘Luister eens, als je de pest in hebt omdat vanavond –’
‘Jezus, Harry, natuurlijk heb ik de pest in om vanavond.’ Hij trapte op het rempedaal en de auto kwam gierend tot stilstand. ‘Waar zie je me voor aan?’
Dillon haalde zijn hand door zijn haar. Toen slaakte hij een diepe zucht en draaide zich naar haar om, met een arm over het stuur.
‘Kijk, we weten allebei dat je flink in de knoei zit,’ zei hij. Hij keek haar aan en hield haar blik vast. Even kreeg ze een flashback naar die jongen met de donkere ogen die in haar slaapkamer zo intens had zitten praten over het leven en over ethiek.
Hij zuchtte en schudde zijn hoofd. ‘Ga je er soms dood aan als je me jou laat helpen?’
Harry knipperde met haar ogen en beet op haar lip. Hij had gelijk. Ze had hem buitengesloten. Het was haar tweede natuur om op niemand anders te rekenen dan alleen op zichzelf. Zo bespaarde ze zich teleurstellingen, had ze bedacht. Aan de andere kant was ze zo druk in de weer geweest met haar onafhankelijkheid dat het niet eens in haar was opgekomen dat dit hem misschien had gekwetst. Ze probeerde schuldbewust te kijken, maar heimelijk neuriede ze in haar hoofd een vrolijk wijsje omdat het hem zo dwarszat.
‘Sorry. Ik ben nu eenmaal gewend om alles zelf op te lossen.’ Ze trok haar schouders op. ‘Maar het ziet ernaar uit dat ik het er niet al te best van afbreng de laatste tijd.’
‘Wil je er wat over kwijt?’
‘Ze knikte. ‘Jij rijdt, ik vertel.’ Ze wierp een blik op de schaduwen buiten. ‘Laten we terugkeren naar de beschaving.’
Terwijl de Lexus langs de bergen verder naar beneden zoefde vroeg Harry zich af waar ze moest beginnen. Ze zuchtte. Zoals gewoonlijk begon en eindigde alles met haar vader.
‘Ik ben de brokstukken nog aan elkaar aan het lijmen, maar ik zie het zo: voor zijn arrestatie heeft mijn vader een smak geld verstopt dat hij aan zijn handel heeft verdiend, en nu willen zijn oude kameraden het te pakken krijgen. Het probleem is dat ze denken dat ik dat geld heb. Even dacht ik zelf ook dat dit het geval was, maar nu blijkt dat ik het bij het verkeerde eind had.’
Dillon wierp haar een verbijsterde blik toe. Harry dacht aan de toestanden rondom haar bankrekening en trok een gezicht.
‘Laat maar,’ zei ze. ‘Ik word er ook ziek van. Maar de conclusie is dat ik een kardinale fout heb gemaakt.’ Ze sloot haar ogen, duizelig bij de gedachte aan haar eigen stupiditeit. ‘Ik heb een deal gesloten met het handelskartel van mijn vader.’
‘Wat? Ben je niet goed wijs?’
Ze opende haar ogen en wierp hem een blik toe. ‘Ja hallo, ik was al behoorlijk wanhopig tegen die tijd. Ik had net ontdekt dat ze iemand hadden vermoord en ik wist niet beter of ik was de volgende.’ Ze sloeg haar armen om zich heen. ‘Dus heb ik het met hen op een akkoordje gegooid. Ik geef hun het geld en zij laten mij met rust. Anders zouden ze me omleggen.’
Ze kreeg het koud bij de gedachte aan die vent in de bergen en wat hij voor haar in petto had.
Ze huiverde. ‘Als het aan mij ligt is dit het soort deal dat ik liever nakom.’
Dillon zweeg. Harry zag dat de spieren in zijn hals bewogen, alsof hij probeerde iets door te slikken.
‘Waar heb je je mee ingelaten, Harry? Wie zijn die mensen?’
‘Het is nogal een verzameling.’
Ze gaf hem de details over de leden van het kartel die ze tot dusver had ontmaskerd: de Profeet, die anonieme informatie van JX Warner aan het kartel had doorgespeeld; Leon Ritch die aan rechtsvervolging was ontsnapt door zijn trawanten aan te geven; Jonathan Spencer die eruit had willen stappen maar vermoord werd om de Sohoran-deal veilig te stellen; Ralphie-Boy, identiteit onbekend, maar waarschijnlijk een bankier die door Leon werd beschermd; Felix Roche die op de slippen van hun jas had meegelift en was gedood omdat hij wist wie de Profeet was; en tot slot haar eigen vader, de enige die voor die hele smerige toestand in de gevangenis was beland.
Dillon floot zachtjes. Hij minderde vaart totdat de auto nog maar met een slakkengangetje reed zodat hij haar alle aandacht kon geven. ‘Hoe weet je dit allemaal?’
Harry vertelde over haar gesprek met Ruth Woods. Het was nauwelijks te geloven dat de ontmoeting met de journalist in de Palace Bar pas een dag geleden had plaatsgevonden. Maar ze vertelde er niet bij dat ze Felix’ e-mail had gehackt. Ze was niet zeker van Dillons ethische standpunt hieromtrent.
‘En wie is de drijvende kracht achter dit alles? Jouw vader?’
Harry schudde haar hoofd. ‘Het lijkt erop dat de Profeet dat is. Hij is degene met wie ik die deal heb gesloten.’ Ze wees op de bergen achter haar. ‘Die eikel die voor hem werkt heeft me van de weg af gereden.’
‘Hè?’ Dillon ging naar de zijkant van de weg om ruimte te maken voor een tegenligger. ‘Maar hij had je kunnen vermoorden. En waarom zou hij dat doen voordat je het geld had overhandigd?’
‘Hij probeerde me niet te vermoorden, ook al scheelde het niet veel. Hij probeerde me alleen maar zo veel angst aan te jagen dat ik er niet over zou piekeren om de afspraak niet na te komen.’ Ze dacht aan zijn stem, zacht en schor, en ze huiverde. ‘Het was dezelfde kerel die me voor de metro heeft geduwd. Misschien was hij ook wel degene in het labyrint, wie weet.’
‘Godsamme.’
‘Leon had me ook al iemand op mijn nek gestuurd.’ Ze vertelde hem over Quinney. ‘Ik heb geen idee of ze allemaal samenwerken of dat ieder zijn eigen agenda heeft. Maar wat ze ook georganiseerd hebben: ik krijg er de zenuwen van.’
‘En je hebt geen idee wie die Profeet is?’
Harry schudde haar hoofd. Heel even flitste Jude door haar hoofd, maar de enige reden waarom ze hem kon verdenken was dat hij voor JX Warner had gewerkt. Naast het feit dat de manier waarop hij Felix had omgekocht iets te gladjes was voor een stroeve investeringsbankier.
‘En hoe zit het met Ralphie-Boy?’ vroeg Dillon. ‘Misschien is hij het wel. Als Leon hem in bescherming neemt moet hij wel belangrijk zijn.’
‘Dat heb ik overwogen.’ Harry fronste. ‘Ik moet zorgen dat ik meer over hem te weten kom.’
Zijn ogen boorden zich in de hare. ‘Harry, dit is niet iets wat je op eigen houtje kan doen. Je moet ermee naar de politie.’
Ze draaide zich om en begon aan de riem van haar tas te pulken.
Dillon stak zijn handen omhoog en even reed de auto op eigen kracht. ‘O kom op nou, Harry, je bent echt geen slapjanus als je een keer voor hulp aan de bel trekt.’
Harry wikkelde de riem om haar wijsvinger. Waarschijnlijk had hij gelijk.
‘Beloof me dat je er tenminste over zult nadenken,’ zei hij. ‘En dat je mij op de hoogte houdt.’
Ze wilde knikken, maar bedacht zich. Knikken deed pijn, maar daarnaast had ze ook net iets anders bedacht. ‘Je zou er best wel eens meer mee te maken kunnen hebben dan je vermoedt.’
Ze vertelde hem over Quinneys plan om in zijn verleden te duiken en te kijken in hoeverre dat tegen haar gebruikt kon worden. Hij fronste en wendde zijn blik af.
‘Maak je om mij nou maar geen zorgen,’ zei hij. ‘Ik red me wel.’
Ze reden een tijdje in stilte. Toen zei Dillon: ‘Dus als jij het geld niet hebt, wie dan wel?’
Harry gaf geen antwoord. Ze ging ervan uit dat ze het allebei wel wisten.
Tegen de tijd dat ze bij haar appartement aankwamen was het al na tienen. Dillon liep naar binnen en ging recht op de keuken af. Ze hoorde hem al rommelen in keukenkastjes voordat ze de voordeur achter zich had dichtgetrokken.
‘Wat heb je te eten hier?’ riep hij.
‘Weinig.’
Ze stond op de drempel van de keuken naar hem te kijken. Hij stond met zijn rug naar haar toe, zijn voeten een stukje uit elkaar, de inhoud van haar kastjes te inspecteren. Zijn jasje was nonchalant over het aanrecht gegooid en in zijn witte t-shirt zag hij er goed getraind en gebruind uit, als een voormalig proftennisser.
‘Je eet vast heel veel,’ zei hij, terwijl hij het laatste deurtje van een lege kast dichtdeed.
‘Er ligt hier ergens een folder van een bezorgservice.’
Harry’s kitchenette was krap en ze moest zich langs hem heen wurmen om bij de besteklade te komen. Haar arm streek langs zijn borst en ze deinsde terug alsof ze zich had geschroeid. Ze draaide zich om en ging druk in de la zitten graaien.
‘Dit noem ik mijn zondagavondkastje.’ Ze stond diep voorovergebogen over de inhoud en lette zorgvuldig op de wonden in haar handen. ‘Hierin zit alles wat ik nodig heb voor een knus avondje thuis. Folders van diverse bezorgdiensten, kurkentrekkers, videotheekkaart en een grote zak snoep.’
Harry kneep haar ogen dicht. Ze moest niet zo dom te ratelen. Het hielp ook niet dat ze net een treurige schets had gegeven van haar sociale leven. Ze hoorde hem vlak achter zich bewegen en haar nekhaar kwam overeind. Toen ze geen excuus meer had om hem nog langer de rug toe te keren haalde ze diep adem en draaide zich om.
Hij was nog dichterbij dan ze dacht. Ze drukte het stapeltje folders tegen haar borst, maar hij stak zijn hand uit, pakte ze van haar af en legde ze op het aanrechtblad. Hij deed nog een stap dichterbij, met een raadselachtige blik in zijn ogen, en legde zijn handen op haar schouders.
‘Je was zo’n grappig meisje vroeger,’ zei hij. ‘Zo wild en defensief. Net een klein tijgertje.’
Harry voelde haar wangen rood worden, maar ze probeerde onaangedaan te blijven kijken. Dit was niet de juiste tijd om weer in dat grappige kleine meisje te veranderen.
‘Ik herinner me niets van een tijger. Het enige wat ik me herinner waren die lompe schoenen aan mijn voeten.’ Ze deed haar best om niet te kijken of ze die soms weer droeg.
Hij glimlachte. ‘Je was boos op me.’
Ze trok haar wenkbrauwen op. ‘Ik was eerder bang voor je.’
Dillon legde zijn hand onder haar kin en streek met zijn vingertoppen langs haar oor. Er trok een rilling vanaf haar schouderbladen tot onder aan haar rug.
‘Ik wist niet dat jij ook maar ergens bang voor kon zijn,’ zei hij.
‘Je moest eens weten. Huurmoordenaars en spinnen staan boven aan de lijst.’
Ze kneep haar lippen op elkaar om de volgende spraakwaterval tegen te houden. Zijn duim gleed over haar wang en dat deed een beetje pijn door de nieuwe beurse plekken op haar gezicht. Opeens was ze zich ervan bewust hoe ze eruit moest zien na dat woeste voorval in de bergen. Ze sloeg haar ogen neer.
‘Ben je nu ook bang voor mij?’
Ze schudde haar hoofd, knikte, en bloosde toen omdat ze zo in de war was. Hij tilde haar kin op zodat ze hem weer in de ogen moest kijken. Toen legde hij zijn hand om haar achterhoofd en trok haar naar zich toe. Haar hoofdhuid deed pijn waar hij haar aanraakte, en ze moest denken aan die man die bijna haar haar had uitgetrokken.
Ademloos keek ze toe hoe hij zijn gezicht dicht bij het hare bracht. Het enige waar ze nog aan kon denken was dat dit dezelfde jongen was als degene die haar op haar dertiende zo van haar stuk had gebracht; en nu was hij een volwassen man geworden, dit was Dillon. Hij vond haar mond en de zijne was zacht en warm. Hij opende haar lippen met zijn tong en een golf van verrukking trok door haar lichaam. Heel zeker wist ze het niet, maar ze dacht dat er een kreun aan haar keel ontsnapte.
Hij trok zijn hoofd terug en bestudeerde haar gezicht. Zijn ogen stonden ongerust en hij aarzelde. Er schoot een verbijsterende gedachte door haar hoofd.
‘Ben jij soms bang voor mij?’ vroeg ze.
Hij slikte en dacht hier even over na. Toen knikte hij. ‘Een beetje wel, eerlijk gezegd.’
Ze grinnikte. Ze kon het niet helpen. Ook zijn mondhoeken krulden. Hij legde zijn hand op haar rug, drukte haar tegen zijn onderlichaam en boog zich weer over haar heen. En nu was er geen ontkomen meer aan. Haar lichaam gloeide door zijn kus en ze voelde zijn hart tegen haar borst kloppen. Hij kietelde haar onderlip met zijn tong en deze keer kreunde ze hardop.
Hij trok zich weer terug en Harry opende haar ogen. Haar wangen voelden roodgloeiend aan en haar oogleden waren zwaar.
Dillon grijnsde een brede, lome grijns en nam haar aan de hand mee naar de slaapkamer. Hij hield haar voorzichtig vast zodat hij haar pijnlijke nek niet zou bezeren of de schrijnende wonden in haar handen. Een uur lang ademde ze diep zijn aardse geur in en keek gefascineerd hoe hij zich boven haar lichaam op en neer bewoog, compleet in de ban van zijn ritme terwijl zijn ritme het hare werd en de woorden ‘dit is Dillon, dit is Dillon’ als een toverformule door haar hoofd bleven gaan totdat het schokken van haar lichaam ze verdreven.
Later, toen ze naar hem lag te kijken terwijl hij sliep, zijn vingers verstrengeld met de hare, moest ze denken aan wat de Profeet had gezegd.
Wees verstandig. Anders breng je jezelf en iedereen om wie je geeft in gevaar.
Zijn borstkas ging op en neer en ze luisterde naar de zachte geluiden van zijn ademhaling. In gedachten streek ze met haar vingers over zijn donkere wenkbrauwen, raakte het boogje boven zijn neusbrug aan en liet dan haar vinger langs zijn lippen, kin en omlaag langs zijn borst glijden.
Toen draaide ze zich op haar rug en keek naar het plafond. Imogen had gelijk. Morgen zou ze haar vader gaan opzoeken.

34

Het was voor het eerst dat Harry een gevangenis bezocht. Het was er lichter en warmer dan ze zich had voorgesteld. Ze schuifelde heen en weer op de oranje plastic stoel en sloeg telkens haar ene been over het andere en dan weer andersom.

Ze bekeek de kring van stoelen die in de wachtkamer tegen de muur stonden. De enige andere aanwezige was een vrouw van in de zestig, gekleed in een flesgroene winterjas.

Er schoot een kramp tussen haar schouderbladen en ze wreef erover met haar vingers. De wonden in haar handen begonnen al te genezen en ze had voldoende make-up aangebracht om de meeste blauwe plekken te verdoezelen.

Heimelijk wierp ze een blik op haar horloge. Ze kon nog terug. Achter het glazen loket naast de deur zat een bewaker van middelbare leeftijd druk te bellen; zijn gezicht was rond en gerimpeld en hij had een balpen achter zijn oor gestoken. Hij wierp haar een blik toe over zijn brillenglazen en schonk haar een bemoedigende glimlach. Harry knikte terug en keek snel een andere kant op.

Ze had haar vader al zes jaar niet meer gezien. Dit feit had ze op de een of andere manier diep weg weten te stoppen en ze had haar leven weer opgepakt, maar nu was het moment daar om het op te rakelen en opnieuw tegen het licht te houden.

Ze frutselde aan de sluiting van haar tas. Zes jaar was een hele tijd. Het was geen halszaak geweest als ze hem nu en dan een bezoekje had gebracht. Ze pulkte aan de nagelriem van haar duim en dacht aan haar vaders waslijst van leugens en valse beloften – als geheugensteuntje voor de reden waarom ze al die tijd was weggebleven.

Er waren genoeg herinneringen om een keuze uit te maken, zelfs al uit de tijd dat ze nog een ukkie was. Zoals die ene keer dat ze zes jaar was en haar moeder in het ziekenhuis lag. Haar vader had haar van school moeten ophalen. maar natuurlijk was hij nooit op komen dagen. Ze had op het schoolmuurtje gezeten en had duimen zitten draaien totdat het ging schemeren. Ze kon zich nog als de dag van gisteren herinneren hoe verlaten ze zich had gevoeld en de manier waarop ze terugdeinsde voor de onbekenden die langs haar liepen en naar haar staarden. Toen haar vader eindelijk opdook met de pokerwinst in zijn zakken, had hij haar hoog in de lucht getild en gezegd dat hij haar straal vergeten was.

Harry zuchtte. Het probleem met haar vader was dat hij zijn eigen fouten nooit in kon zien. Hij liet mensen in de steek en stond dan voor een compleet raadsel waarom zoiets consequenties had. Haar moeder had zich al lang geleden van hem afgekeerd, omdat ze er niet meer mee om kon gaan. Harry begreep dat wel. Het doet pijn om te ontdekken dat je held al die tijd gewoon een oplichter was.

‘Ze zijn klaar voor jullie, dames.’

Harry schrok op. De agent wenkte hen dichterbij en schoof enkele formulieren onder het loketraam door. Ze treuzelde en liet de andere vrouw voorgaan.

De vrouw gaf een pakje in cadeaupapier bij het loket af. Verdorie, misschien had zij ook iets voor haar vader mee moeten nemen. Chocolaatjes of wat fruit. Toen rechtte ze haar rug en liep ook naar het loket. Dit was niet het juiste moment voor snoep of druiven. Haar vader zat in de gevangenis wegens handel met voorkennis en hij lag niet in het ziekenhuis met een blindedarmontsteking.

De agent schoof haar een stuk papier toe.
‘Hier is je toegangspas,’ zei hij. ‘Die moet je inleveren bij de hoofdingang van de gevangenis. Ik hou zolang je handtas hier, die kun je ophalen als je weer weggaat.’ Hij keek weer over de rand van zijn brillenglazen. ‘Loop maar achter Gracie aan, die weet ondertussen de weg wel.’
Harry bedankte hem, gaf hem haar tas en stopte het ontvangstbewijs in haar zak. Toen liep ze achter de oudere vrouw aan.
Het was koel en vochtig buiten. De ochtendhemel was zo grijs als het metaal van een pistool en het leek alsof er elk moment een enorme stortbui kon losbarsten. Arbour Hill lag vlak bij de stadswerf, maar het gebruikelijke verkeerslawaai klonk heel ver weg, alsof er een scheidingswand tussen haar en de rest van de wereld stond.
Harry draaide zich om naar de hoofdingang en deinsde onwillekeurig achteruit. De muur die het grauwe gevangenisterrein omheinde torende hoog boven haar uit, wel zo’n vijf tot zes meter. Het sombere beton leek oneindig ver door te lopen en ze voelde zich heel klein worden. In de muur zat de centrale entree: een grote, gotische constructie met een kasteelachtig voorportaal. Harry zag Gracie in de richting van de deur lopen, maar bleef als aan de grond genageld staan. In griezelverhalen waren het de vampiers die op dit soort plekken leefden.
‘Trek je niets van die muren aan,’ zei Gracie zonder om te kijken. ‘Je krijgt er de rillingen van, maar na een tijdje raak je er wel aan gewend.’
Harry huiverde en liep met haar mee naar de stalen poort waar een bewaker hun pasjes in ontvangst nam en hen door een ijzeren deur liet gaan die zo te zien wel tegen een stootje kon. Daar nam een andere bewaker hen mee door een benauwde gang die Harry aan haar oude schoolgebouw deed denken: groene wanden, harde vloeren en verder weinig dat de centrale verwarming zou tegenhouden. Ondertussen somde de bewaker de basisregels op. Het bezoek mocht dertig minuten duren en was maximaal één keer per week; het was verboden te roken, verboden elkaar aan te raken, en gelieve geen smokkelwaar door te geven s.v.p. Hij maakte een deur open waar bezoekersruimte op stond, en deed een stap opzij zodat ze naar binnen konden.
Harry liep achter Gracie naar binnen, en ze was zich onaangenaam bewust van haar eigen hartslag. Ze zag een lange tafel voor zich met stoelen aan weerszijden. De tafel was opmerkelijk breed, bijna anderhalf of twee meter, maar dat was natuurlijk om fysiek contact te ontmoedigen.
Aan beide kanten van het vertrek zat een bewaker op een verhoogde stoel om toezicht te houden. Er zat alleen een oudere man aan tafel die opkeek toen Gracie tegenover hem plaatsnam. Harry aarzelde even, koos toen een stoel ergens in het midden van de tafel en hield haar handen stijf samengeknepen in haar schoot. Had ze haar handtas nog maar zodat ze tenminste nog iets had om mee te friemelen. Pal tegenover haar was nog een deur en ze bleef er strak naar kijken, in afwachting van haar vader.
Naast haar zat Gracie zachtjes tegen de oudere man te praten. Harry wierp hem een snelle blik toe. Zijn vadsige gezicht lag verzonken op een paar kaken als kussens en hij zat aan zijn lillende vlees te plukken terwijl hij naar Gracie luisterde.
Harry hoorde een zacht klikje en de deur tegenover haar ging open. Een bewaker stapte over de drempel en bleef bij de deur staan, glimlachend naar de man die langs hem liep.
‘Tot straks, Sal,’ zei de bewaker en hij salueerde voor hij wegliep.
‘Gracias,’ zei de man.
Bij de deur aarzelde hij. Hij droeg een marineblauwe trui en een donkere broek; beide waren netjes schoon en gestreken. Zijn haar was nu volledig zilvergrijs en zijn baard was dik en sneeuwwit, waardoor hij iets weg had van een zeeman. Als kind geloofde Harry altijd dat haar vader de echte kapitein Rob was.
Verbeeldde ze het zich nu of was hij gekrompen?
Hij keek haar aan en knipperde met zijn ogen. Harry rechtte haar rug, sloeg haar enkels over elkaar en trok haar voeten onder haar stoel. Ze was zich ervan bewust dat ze er stijfjes bij zat, maar ze kon het niet opbrengen om zich te ontspannen. Er kwam nu al een prop in haar keel waarvan ze wist dat die straks problemen zou opleveren.
Hij glimlachte naar haar en schudde zijn hoofd. Eerst stak hij zijn armen uit, toen liet hij ze weer langs zijn zij vallen.
‘Hija mia.’ Mijn dochter.
Even keek hij naar de vloer. Toen schraapte hij zijn keel en nam de stoel tegenover haar.
‘Ze hebben me niet laten weten dat jij me kwam opzoeken,’ zei hij, ‘maar je hebt geen idee hoe geweldig het is om je te zien.’
Hij boog zich naar voren en maakte aanstalten om haar aan te raken. Toen bedacht hij zich en bleef zitten, met zijn handen voor zich gevouwen op tafel. Harry voelde de prop in haar keel groeien en probeerde zich in gedachten te verplaatsen naar dat ene muurtje voor de school – tevergeefs.
‘Kijk nou,’ zei hij. ‘Je bent zo groot geworden. Een jonge vrouw al.’
Zijn bruine ogen stonden mat, maar zijn wenkbrauwen waren nog altijd gitzwart. Harry sloeg haar ogen neer.
‘Ik had eerder moeten komen,’ zei ze.
‘Onzin, liefje, stil maar. Dit is niet de juiste omgeving voor jou. Je had groot gelijk om weg te blijven. Ik had al tegen je moeder gezegd dat ik jullie hier niet wilde zien.’
‘Komt zij je dan wel opzoeken?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘We hebben afgesproken dat ze maar beter niet kan komen.’ Harry probeerde zich haar elegante moeder hier voor te stellen, maar ze kon zich er geen beeld bij vormen.
Haar vader plukte aan zijn mouw. ‘Je moeder had hoge verwachtingen toen ze met een investeringsbankier trouwde. Ik vrees dat ik die niet heb waargemaakt. Dat is mijn schuld, niet de hare.’
‘En Amaranta dan? Zij komt je zeker wel opzoeken?’
‘In het begin wel, ja. En vrij regelmatig ook.’ Hij glimlachte samenzweerderig. ‘Je kent Amaranta. Zeer plichtsgetrouw. Maar toen kwam de baby en kreeg ze het uiteraard erg druk. Eerst wilde ze Ella ook meenemen, maar dat heb ik nadrukkelijk verboden.’ Hij maakte een beweging met zijn hand alsof hij een spel kaarten uitspreidde. ‘Ik zou onder geen enkele voorwaarde toestaan dat mijn kleindochter naar zo’n oord als dit zou komen.’
Harry leunde naar achteren en knipperde met haar ogen. Ze dacht dat zij de enige was die ervoor had gekozen om weg te blijven. ‘Dus er komt helemaal niemand bij je op bezoek?’
‘Als er mensen langskomen kan het nog moeilijker worden.’ Hij knikte in de richting van Gracie en haar tafelgenoot. ‘Neem Brandon, bijvoorbeeld. Zijn zus komt hier elke maandag, al drieëntwintig jaar, en martelt hem met allerlei nieuwtjes over het leven buiten en over het gezin waarvan hij nooit meer deel zal uitmaken. Hij slaapt altijd slecht op maandagnacht.’
‘Waarom zit hij hier?’
Haar vader ontweek haar blik en antwoordde niet meteen. Toen schudde hij zijn hoofd.
‘Sommige dingen kun je maar beter niet weten, liefje,’ zei hij zachtjes.
Harry keek even naar de oudere man. Hij zat nog steeds met zijn mollige handen aan het overtollige vlees om zijn hals te plukken. Zijn waterige, lege ogen ontmoetten de hare en haar maag trok samen. Ze richtte haar blik weer op haar vader. Hij leek veel ouder dan vierenzestig. Zijn huid was slap en de lijnen in zijn voorhoofd waren diep en gelijnd als golvende zandribbels bij een vloedlijn.
‘Maar red je het wel hier?’ vroeg ze. ‘Gaat het een beetje?’
‘Ja hoor, maak je om mij maar geen zorgen, lieverd.’ Hij trok een gezicht. ‘Ik mis de zon. En ik kan het niet uitstaan dat iemand anders bepaalt wanneer het licht aan en uit gaat. Maar ik weet mezelf bezig te houden. Ik schijn zowaar een talent te hebben voor timmermanswerk. Ik speel soms poker, of schrijf een paar brieven. Ik heb al aardig wat brieven aan jou geschreven, Harry.’
‘Heus? Ik heb er nog nooit een gehad.’
‘O nee, ik stuur ze ook nooit op.’ Hij glimlachte alsof hij maar wat zat te kletsen. Toen boog hij zich fronsend naar voren en stak zijn armen uit over tafel. Zijn handpalmen lagen uitnodigend omhoog, alsof hij wilde dat zij haar handen in de zijne zou leggen, al wist hij vast dat ze hem niet mocht aanraken.
‘Waarom ben je gekomen, Harry?’ vroeg hij. ‘Is er iets verkeerd gegaan? Ben je daarom hier?’
Ze zuchtte, liet haar schouders hangen en legde haar handen plat op tafel alsof ze zijn handen in gedachten aanraakte. Er knaagde iets in haar borst en ze moest haar ei kwijt. Ze haalde diep adem en stak van wal.
‘Ik heb een paar vrienden van je op bezoek gehad.’

35

Harry was een hele tijd aan het woord. Haar vader balde zijn handen tot vuisten toen ze vertelde dat Leon en de Profeet haar steeds dichter op de huid kwamen zitten. Toen ze bij haar ongeluk in Dublin Mountains belandde kneep hij zijn ogen stijf dicht. Hij boog zijn hoofd en drukte zijn vuisten tegen zijn voorhoofd. Tegen de tijd dat hij weer opkeek was al het bloed uit zijn gezicht weggetrokken.

‘Het spijt me zo.’ Zijn stem was nauwelijks nog een fluistertoon. ‘Het was nooit de bedoeling dat jij erbij betrokken zou raken. Nooit.’ Hij drukte een hand tegen zijn borst en stak de andere over de tafel naar haar uit. ‘Ik zal alles doen wat ik kan om je te helpen, dat weet je toch, schatje?’

Zijn ogen waren roodomrand en zijn mond vormde een dunne streep. Harry bracht haar handen dichter bij de zijne. De afstand tussen hun vingers was maar een paar centimeter, maar het had net zo goed een kilometer kunnen zijn. Ze beet op haar onderlip en knikte. Het lukte haar met geen mogelijkheid om nu iets te zeggen.

Hij vermande zich. ‘Ik praat wel met Leon,’ zei hij. ‘Ik bel hem op om te zeggen dat hij bij jou uit de buurt moet blijven.’
Harry slikte en schudde haar hoofd. ‘Leon is niet degene om wie je je zorgen moet maken. De Profeet heeft alle touwtjes in handen.’
‘Zeg me dan maar wat je wilt, Harry. Ik doe alles wat in mijn macht ligt, dus vraag maar.’
Ze keek hem aan en wenste dat ze meer tijd hadden. Er was nog zoveel dat ze hem wilde vragen, maar haar halfuur was al bijna om.
‘Wat kun je me vertellen over de Sohoran-deal?’ vroeg ze uiteindelijk.
De blik in zijn ogen werd even minder geconcentreerd: nu keek hij bijna nostalgisch voor zich uit. ‘Dat was onze grootste deal ooit. De aandelen waren waardeloos na al die dot.com-onzin. En we hadden gehoord dat Aventus erop zat te azen. Ik zette alles in wat we hadden en we kochten aandelen voor het kartel voordat iemand anders het in de gaten had.’ ‘Dus jij beheerde de fondsen voor het hele kartel?’
‘Wat bepaalde deals betrof wel, ja. Wij handelden nooit met onze eigen informatie: dat was de gulden regel. Het was te riskant. Als er bij Merrion & Bernstein werd gelekt, deed iemand van kwc de transacties, en vice versa. Daarna deelden we de winst. Op die manier konden de handelstransacties nooit worden getraceerd tot degenen die de voorkennis hadden. Het was een manier om ons in te dekken.’
‘En hoe zat het met JX Warner? Daar heeft de Profeet toch ook voor gewerkt?’
‘Voor zover we wisten, ja. Maar hij heeft nooit zelf handelstransacties gedaan. Zo heeft hij het vanaf het begin aangepakt. Hij incasseerde wel de winst, maar liep zelf nooit een enkel risico.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Hij liet anderen het smerige werk doen.’
Harry dacht aan haar fluisterende belager van de avond ervoor en huiverde. Het lukte de Profeet nog altijd om anderen zijn smerige zaakjes op te laten knappen.
Ze sloeg haar armen om haar borst en dwong zich om niet meer aan dat gebergte te denken. ‘Dus jij beheerde het geld inzake de Sohorandeal?’
Hij knikte. ‘Sohoran had JX Warner ingehuurd om hun deel van de onderhandelingen voor hun rekening te nemen. Zo is de Profeet aan zijn informatie gekomen. Maar Aventus had Merrion & Bernstein ingehuurd en daarmee stond Leon buitenspel. kwc had er verder niets mee te maken, dus ik kon mijn gang gaan.’
‘Waar ging het mis?’
Hij zuchtte. ‘We verbraken onze gulden regel. Leon beheerde de gelden van een vorige deal en ik heb hem op het nippertje overtuigd om daar Sohoran-aandelen voor te kopen. Ik zag het als een buitenkans dat het risico wel waard was, voor deze ene keer. Maar op de beurs werden ze achterdochtig vanwege al die poespas rondom Sohoran. En uiteraard dook Leons naam op vanwege zijn link naar Aventus en Merrion & Bernstein.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik was dom en ik was hebzuchtig.’
Harry keek naar haar handen. Ze had nog een vraag voor hem, maar het kostte haar moeite om hem te stellen.
‘En Jonathan Spencer, hoe zit het met hem?’ vroeg ze uiteindelijk zonder hem aan te kijken. ‘Wat is er met hem gebeurd?’
Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Jij weet van Jonathan af?’ Hij schudde zijn hoofd en zuchtte. ‘Die had er nooit bij betrokken moeten raken; hij was niet uit het juiste hout gesneden. Het was gewoon een joch van dezelfde leeftijd als Amaranta. Ik probeerde tijdens het proces zijn naam overal buiten te houden. Het was ten tijde van de Sohoran-deal dat hij mij kwam vertellen dat hij wilde opstappen. Hij was doodsbang. Ik heb hem overgehaald om zich gedeisd te houden en de zaken aan mij over te laten.’
‘En dat heb je gedaan?’
Hij grimaste. ‘Ik heb het er met Leon over gehad, en die reageerde buitenproportioneel. Hij was ervan overtuigd dat Jonathan een bedreiging voor het kartel vormde. Dat was onzin, want die jongen was helemaal niet van plan om voor problemen te zorgen. Maar Leon was niet voor rede vatbaar. Hij raakte in paniek en nam contact op met de Profeet om hem te vertellen dat de Sohoran-deal niet doorging.’ Hij staarde in de verte en schudde zijn hoofd. ‘Hoe dan ook, het leidde nergens toe, want de stakker kwam kort daarna om bij een auto-ongeluk.’
Harry staarde haar vader aan. Hij scheen haar even te vergeten zijn en was verzonken in zijn eigen gedachten. Geloofde hij echt dat Jonathans dood een ongeluk was geweest? Ze sloot haar ogen. Haar hoofd stond er niet naar om hierop in te gaan. In plaats daarvan vestigde ze zijn aandacht weer op het geld.
‘Hoeveel heb je met die Sohoran-deal verdiend?’
Ze had weer zijn volledige aandacht. Hij liet zijn stoel op de achterste poten balanceren en legde zijn handen achter zijn hoofd. Hij keek glimlachend naar het plafond en schudde zijn hoofd.
‘Rond de zestien miljoen dollar,’ zei hij. ‘Met één deal.’
Harry maakte de rekensom. Dat was ongeveer twaalf miljoen euro.
‘En waar is dat geld nu?’ vroeg ze. ‘Is er beslag op gelegd?’
Terwijl Harry met bonkend hart zijn antwoord afwachtte, zat hij met zijn stoel heen en weer te wippen. Als hij zou antwoorden dat het geld verdwenen was, was ze echt de sigaar.
Met een klap liet hij de stoel weer op vier poten belanden. ‘De overheid heeft het geld nooit kunnen achterhalen. Het is op een andere bank terechtgekomen.’ Hij wierp een snelle blik op de bewakers en zei zachtjes: ‘Toen Leon me verlinkte heeft hij de gegevens van mijn bankrekening bij Credit Suisse op de Bahama’s verklapt. Het was de enige waarvan hij op de hoogte was. Ik had die rekening in 1991 geopend, toen we net het kartel hadden opgericht, en ik heb mijn zaken meer dan een jaar via die rekening laten verlopen. Daarmee had de politie al het bewijs dat ze nodig had.’
‘Was er nog een andere rekening dan?’
Hij knikte. ‘Credit Suisse begon vreemde vragen te stellen, ongeveer zes maanden voor de Sohoran-deal zou plaatsvinden. Ze waren niet blij met het patroon in mijn geldverkeer. Het opkopen van aandelen zo vlak voor een overname kan verdacht overkomen als het regelmatig gebeurt. Vandaar dat ik naar een ander terrein ben overgestapt.’
‘Je bent vertrokken uit de Bahama’s?’
‘O nee, ik vond het daar veel te leuk.’ Hij glimlachte haar toe. ‘Zon, zand en geheimhoudingsplicht, wat wil een foute bankier nog meer?’
Die pa. Soms was het alsof je tegen een ondeugend kind zat te praten.
‘Dus toen stapte je over naar een andere bank.’
‘Ik stond zeker op de uitkijk. Het was zaak dat ik een bank zou vinden met de juiste vorm van geheimhouding, als je begrijpt wat ik bedoel.’
Harry knikte zuchtend.
‘En toen liep ik aan de pokertafel in Nassau een man tegen het lijf,’ vervolgde hij. ‘Ene Philippe Rousseau. Een interessante manier van spelen had-ie. Hij was ook bankier, zo bleek, dus ik liet hem weten dat ik op zoek was naar iemand die mijn investeringen goed kon managen.’ Hij glimlachte wrang. ‘Door zijn manier van pokeren dacht ik iemand gevonden te hebben met wie ik wel door één deur kon. Hij durfde risico’s te nemen en was niet vies van wat duistere praktijken op z’n tijd. Dus gingen we met elkaar in zee.’
‘Je hebt een bankrekening geopend met een onbekende die je aan de pokertafel hebt ontmoet?’
‘Waarom niet? Het was bij een keurig respectabele bank en buitengewoon veilig. Ik stuurde hem onder het pseudoniem dat we hadden afgesproken de faxen met instructies voor mijn aandelenhandel. Alle contantgeldopnames of overboekingen moesten persoonlijk worden gedaan en dat werd vooraf per fax onder hetzelfde pseudoniem geregeld.’ Hij hield haar blik even vast. ‘Je had die naam vast leuk gevonden.’ Hij zuchtte. ‘Hoe dan ook, voor mij was het een geweldige uitkomst. En voor hem ook. Hij kopieerde mijn hele aandelenhandel en wist voor zichzelf een mooi kapitaaltje op te bouwen. Mensen kopiëren wel vaker succesvolle handelspatronen.’
Harry knikte instemmend. Ze dacht meteen aan Felix Roche die ook het een en ander bij het kartel had afgekeken, en aan de manier waarop hij aan zijn einde was gekomen: gebraden in zijn eigen huis. Zijn imitatiepraktijken hadden hem weinig goeds opgeleverd.
‘Voor een bankier is dat professionele zelfmoord,’ vervolgde haar vader, als een onbewuste echo van haar gedachtegang. ‘Maar Rousseau hield van de spanning van het risico nemen. We zagen elkaar om de zoveel maanden voor een spelletje poker en wat zaken. Tegen het einde was hij gepromoveerd tot Hoofd Investeringen en ze vervingen hem door een of andere gezichtsloze accountmanager. Owen, John, ik weet het niet meer. Ik heb nooit iets met hem te maken gehad – ik gebruikte die rekening al niet meer voor mijn aandelenhandel.’
‘Maar het Sohoran-geld staat er nog op?’
‘Zeker.’
Harry frommelde aan haar horlogebandje. Haar tijd was bijna om en ze moest nu ter zake komen. Maar ze wilde eerst nog iets anders weten. Ze bleef strak naar haar horloge staren, alsof ze pijnlijke antwoorden kon afwentelen door hem niet recht aan te kijken.
‘Waarom heb je het gedaan?’ vroeg ze.
Er viel even een stilte. ‘Ik wou dat ik wist wat ik hierop moest zeggen, Harry. Ik heb hier genoeg tijd gehad om erover na te denken en ik heb mezelf keer op keer dezelfde vraag gesteld. Waarom heb ik het gedaan? Was het dit wel allemaal waard? Zou ik het weer doen als ik de kans kreeg?’ Hij zuchtte. ‘Waarschijnlijk wel.’
Harry’s ogen gingen weer naar zijn gezicht. Hij keek schuldbewust.
‘Het ging niet alleen om het geld,’ zei hij. ‘Deels wel natuurlijk, maar niet helemaal.’ Hij zocht naar de juiste woorden. ‘Ik weet het niet. Misschien ging het wel om macht. Door die handel met voorkennis hadden wij alle touwtjes in handen en we voelden ons almachtig.’ Zijn ogen gloeiden onder zijn donkere wenkbrauwen. ‘Wij hadden de markt in handen.’
Harry verstrakte. Dit kwam haar bekend voor. Wij hadden de markt in handen. Die zin maakte iets los: ze zag zichzelf achter haar toetsenbord zitten, een netwerk aftastend en de omheining doorbrekend; ze glipte langs wachtposten en kraakte de code van de netwerkbeheerder; en dan die clandestiene binnenpret als ze eindelijk het netwerk geheel in handen had.
Haar vaders starende blik zag iets achter haar rug wat er niet was. Hij boog zich naar voren en kneep zijn handen zo stijf ineen dat zijn huid ervan rimpelde.
‘Het gevaar en het risico maakten de overwinningsroes alleen maar groter. Ik had dan het gevoel dat ik leefde. Het leven is niet veel bijzonders als je je niet om de zoveel tijd flink uitleeft.’ Hij schudde zijn hoofd en leunde weer naar achteren. De schuldbewuste blik was ook weer terug. ‘Kun je dat een beetje begrijpen, Harry?’
Ze kon daar geen antwoord op geven.
Links van haar bewoog iets en ze zag dat een van de bewakers op zijn horloge keek. Haar vader moest het ook hebben gezien, want hij boog zich nogmaals naar voren en stak zijn armen naar haar uit.
‘Maar hier heb je allemaal niets aan natuurlijk,’ zei hij. ‘Waarom laat je Leon en die Profeet niet gewoon aan mij over? Ik kan wel met ze gaan praten en –’
Ze schudde ontkennend. ‘Een praatje zal geen enkel verschil uitmaken. Niet bij de Profeet.’
‘Wat kan ik doen dan? Zeg het me.’
Harry haalde diep adem. ‘Ik heb dat geld nodig. Alles.’
Hij trok zijn handen terug over tafel totdat zijn ellebogen tegen zijn zij lagen. ‘Wat?’
Harry schoof heen en weer op haar stoel. ‘Ik heb het allemaal al uitgelegd. Als ik die twaalf miljoen niet aan de Profeet geef stuurt hij die mafkees weer op me af. En waarschijnlijk ook op anderen. Ik heb geen keus.’
Hij staarde naar het tafelblad en plukte aan zijn baard. Er verschenen kleine zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd.
Hij schudde zijn hoofd. ‘Je kunt er niet op vertrouwen dat zo’n kerel zich aan zijn afspraak houdt. Waarom zou hij die gek niet alsnog op je afsturen, zelfs als hij het geld in zijn bezit heeft?’
‘Maar met dat geld heb ik nog iets van een onderhandelingspositie. Zonder dat geld ben ik zo goed als dood.’ Ze luisterde vol ongeloof naar haar eigen woorden. Hoe bestond het dat ze met argumenten moest aankomen? Haar leven was nota bene in gevaar.
Haar vader wreef met zijn handen over zijn gezicht alsof er met het masseren van de bloedstroom vanzelf een antwoord zou komen. Toen liet hij zijn handen weer op tafel vallen, en keek haar met wazige, vermoeide ogen aan.
‘Zij hebben geen enkel recht op dat geld,’ zei hij rustig. ‘Ik ben de enige die er een hoge prijs voor heeft betaald. Ik zit hier al zes jaar in dit betonnen hok. Al zes jaar sta ik samen met pedo’s en moordenaars in dezelfde rij voor het ontbijt en hun adem is zó stinkend zuur dat je maag ervan omdraait. Zes jaar in een oord waar zelfmoord voor veel mensen de enige manier is om eruit te komen.’ Hij ademde zwaar door zijn neus. ‘Dat geld is het enige dat me overeind heeft gehouden.’
Harry huiverde, sloot haar ogen en probeerde geen beeld te krijgen bij wat hij net had verteld. ‘Sorry, maar ik zie geen enkele andere mogelijkheid om me hieruit te redden. Of ik moet naar de politie stappen.’
Hij verstijfde. ‘Er moet nog een andere manier zijn. Dat móét gewoon.’
Harry kromp in elkaar en keek hem aan.
‘Van jou hoef ik geen hulp te verwachten, begrijp ik.’
Zelfs in haar eigen oren klonken haar woorden verbijsterd en gekwetst. Nu zat ze wel weer op dat muurtje voor haar school. Ze voelde een harde pit in haar borst groeien. Hij kneep ertussenuit, zoals hij altijd al had gedaan. Welk kinderlijk deel van haar had verwacht dat het deze keer anders zou zijn?
Opeens veranderde hij compleet van houding. Hij zag haar blik en glimlachte, maar zijn lachje kwam geforceerd op Harry over. Wat de grap dan ook was, zijn ogen deden niet mee.
‘Onzin. Natuurlijk help ik je, Harry.’ Hij bleef haar recht in de ogen kijken. ‘Maar wees nou redelijk. Ik kan je moeilijk hier het geld overhandigen, hè? Ik heb het niet in mijn zak zitten of zo.’
Hij keerde zijn handpalmen omhoog en maakte met zijn schouders een gebaar als een sterk overdreven knuffel. Het kwam eerder Frans dan Spaans over en Harry had het al eerder gezien. Ze had altijd gedacht dat hij het moedwillig gecultiveerd had in plaats van geërfd via een Spaanse bloedlijn.
Achter haar vader ging de deur open en een van de bewakers stapte naar binnen.
‘Het is tijd, heren,’ zei hij en hij bleef in de deuropening staan.
De oudere man links van haar vader hees zich overeind. Gracie bleef zitten, vast van plan haar eenzijdige conversatie af te ronden voordat haar broer naar zijn cel kon ontsnappen.
Harry’s vader schoof zijn stoel terug en keek naar de bewaker. ‘Hablemos esta tarde,’ zei hij tegen haar. Laten we vanmiddag even praten.
‘Vanmiddag?’
Hij stond op, kalm en zelfverzekerd. Zijn ademhaling was weer normaal. ‘Kom om twee uur naar de poort, dan zie ik je daar.’
‘Buiten? Bij de poort? Waar heb je het over?’
Hij hield zijn hoofd schuin. ‘Ik mag hier vanmiddag uit. Mijn vervroegde vrijlating is goedgekeurd. Ik dacht dat je dat wist.’
Harry knipperde met haar ogen. ‘Ik weet van niets. Althans, niet dat het al zo snel zou gebeuren.’
Ze dacht aan het bericht dat haar moeder op haar voicemail had achtergelaten. Waarschijnlijk was dat de boodschap geweest.
Dus na al die jaren kwam haar vader eindelijk vrij. Vandaag. Ze voelde zich slap en leeg, als een lekke band.
‘Dus als ik er vanmiddag ben help je me,’ zei ze met een diepe zucht.
Ze nam niet eens de moeite om dit als vraag te stellen. Waartoe diende dat als het antwoord zo irrelevant was.
‘Natuurlijk, liefje.’ Hij liep in de richting van de deur. ‘Maak je geen zorgen, het komt allemaal goed.’
Harry keek hem na. Ze geloofde er geen woord van.

36

Harry reed terug langs de werf en probeerde niet aan haar vader te denken. Ze had hem nooit moeten opzoeken. Ze klemde het stuur steviger vast en concentreerde zich op de weg.

Het wolkendek loste zijn belofte op regen in. Haar ruitenwissers zwiepten met een luidruchtig ritme over de voorruit, alsof ze fragmenten uit haar vaders gesprek accentueerden die in haar hoofd nagalmden.

Het was nooit de bedoeling dat jij erbij betrokken zou raken. Ik zal alles doen om je te helpen.
Maak je geen zorgen, het komt allemaal goed.

Harry schakelde met een ruk de ruitenwissers uit en trapte op de rem

voor het rode verkeerslicht. Ze drukte een vuist tegen haar wang en bleef naar de ruit staren waar de regen tegenaan sloeg totdat hij leek te smelten.

Haar vader zou geen poot uitsteken, zoveel was zeker. Hij had haar gevraagd om hem op te wachten bij de gevangenispoort, maar om welke reden? Voor nog meer uitvluchten en verontschuldigingen? Ze schudde haar hoofd. Ze was geenszins van plan om ooit nog maar in de buurt van die gevangenismuren te komen.

Regen werd hagel en de ijzige bolletjes probeerden zich in haar auto te boren. Achter haar werd hard geclaxonneerd en geschrokken rommelde ze met haar versnellingspook. Hij voelde stroef en plakkerig aan. Ze reed nu in een twee jaar oude Nissan Micra, een vervangende auto die ze tijdelijk via haar verzekering had gekregen nadat haar Mini was weggesleept. Ze was erin geslaagd om hen te overtuigen dat er geen andere auto bij het ongeluk betrokken was geweest en zo had ze de politie erbuiten weten te houden. Het laatste waar ze op zat te wachten was een nieuwe confrontatie met rechercheur Lynne. Ze schakelde naar een andere versnelling en dacht zuchtend aan haar Mini, waarvan de versnellingsbak altijd zo soepel als boter was geweest. Ze zou er nooit meer in rijden.

Ze zette haar ruitenwissers weer aan, trapte op het gaspedaal en sloeg rechts af naar O’Connell Bridge. Ze was van plan geweest om naar huis te gaan, maar ze had bedacht dat Lúbra Security vlakbij was en dat ze wel weer aan het werk kon gaan.

Even schoot Dillon door haar hoofd: zijn gezicht boven het hare, zijn adem op haar lippen. Ze voelde de hitte door haar onderlijf schieten en iets in haar begon te kriebelen. Hij had die ochtend al voor zessen haar appartement verlaten, toen ze zelf nog maar nauwelijks wakker was. Later die dag had hij een vlucht naar Kopenhagen, voor een of andere fusie tussen Lúbra en alweer een nieuw beveiligingsbedrijf. Het zou een paar dagen duren voor ze hem weer zou zien. Opeens had ze de behoefte om zijn stem te horen.

Met één hand rommelde ze in haar tas en viste haar mobiel eruit. Ze drukte op de snelkeuzetoets en wachtte, maar ze kreeg zijn voicemail. Misschien was dat maar goed ook. Het was nooit een goed idee om een man bellen als je in een aanhankelijke bui was. Vooral niet aan het begin van een relatie; dan kon je je persoonlijke muizenissen beter voor jezelf bewaren.

Ze zuchtte en gooide haar mobiel weer op de stoel naast haar. Bijna onmiddellijk piepte hij en ze nam gretig op.
‘Hallo?’
‘Eindelijk. Ik probeer je al dagen te bereiken.’
Ze liet haar schouders hangen. Het was Amaranta, haar zusje.
‘Sorry,’ zei Harry. ‘Ik heb het vreselijk druk gehad afgelopen week.’
‘We hebben het allemaal druk, hoor.’
Harry rolde met haar ogen bij dat schoolfriktoontje. ‘Ja hoor.’
‘Het gaat over pa –’ begon Amaranta.
Harry viel haar in de rede. ‘Ja, ik weet het al. Hij komt vandaag vrij. Ik kom net bij hem vandaan.’
Even viel het stil. Harry zag Amaranta in gedachten onder aan de trap zitten en de kladblokjes en pennen op het telefoonkastje netjes leggen. Ze had dezelfde manische poetswoede gehad toen ze nog samen die zolderkamer deelden. Aan de ene kant van het touw, op het gedeelte van Amaranta, stonden alle schoenen op een rijtje en de boeken waren zo precies tegen elkaar gerangschikt dat het wel leek alsof ze met een liniaal recht waren gezet. Aan Harry’s kant was het altijd iets minder voorspelbaar.
‘Hoe ziet hij eruit?’ vroeg Amaranta.
Harry blies haar adem in pufwolkjes uit en vroeg zich af hoe ze de innemende, onbetrouwbare en listige kerel die ze zo-even had bezocht, moest omschrijven.
Uiteindelijk zei ze maar: ‘Oud. Hij zag er oud uit.’
‘Heeft hij nog laten weten waar hij onderdak heeft gevonden?’
‘Ik heb er niet aan gedacht om dat te vragen.’
Alweer een stilte. Harry nam de rotonde bij College Green en reed een stukje zonder handen aan het stuur, omdat ze naar een andere versnelling moest schakelen. De buschauffeur achter haar was niet gecharmeerd van haar manoeuvre.
Ze riskeerde een directe vraag. ‘Waarom kwam je niet meer bij hem op visite?’
‘Ik bleef niet zomaar weg. Ik moest aan Ella denken. Baby’s nemen veel tijd in beslag, hoor. Pa begreep wel dat Ella op de eerste plaats kwam.’
Uit Amaranta’s toon kon ze opmaken dat hiermee de kous af was. Ze schraapte haar keel. ‘Hoe dan ook, zodra je moeder wordt verandert alles. Je kijkt anders tegen dingen aan.’
‘Je bedoelt dat je inziet dat wij een waardeloze vader hebben.’
‘Ik heb hem tenminste niet helemaal in de steek gelaten.’
Geweldig. Nu had ze zich opgeworpen als Harry’s geweten. Waren alle oudere zussen zo?
‘Zoals ik, bedoel je?’
‘Jij was degene die hij graag wilde zien. Je was altijd al zijn favoriet.’
Er zat geen spoortje verbittering in Amaranta’s stem. Ze constateerde gewoon een feit, een feit dat ze jaren geleden allebei hadden geaccepteerd.
Harry voelde de stijfheid in haar schouders en armen toen ze probeerde van rijstrook te veranderen. ‘Luister eens, ik kan beter ophangen. Ik zit in de auto en ik moet mijn aandacht bij het verkeer houden.’
‘Heb je met hem afgesproken om hem nog een keer te zien?
Harry dacht aan die torenhoge gevangenismuur en schakelde de auto met een ruk in zijn twee. ‘Nee. Zeg, ik bel je volgende week wel.’
Ze gooide de telefoon weer opzij en sloeg de hoek om naar Kildare Street. Grote zussen die op je geweten spelen konden de pot op. Het had geen zin om haar vader nog een keer te ontmoeten. Ze had zijn hulp nodig en hij kwam haar daarin niet tegemoet. Punt.
Maar in haar binnenste hoorde ze het stemmetje van de wroeging. Misschien moest ze nog een keer met hem gaan praten en hem nog een kans geven. Ze had nog steeds een paar vragen voor hem in petto. ‘Wie is de Profeet?’ om er maar een te noemen. Hij moest een vermoeden hebben, een aanknopingspunt voor zijn identiteit. En wie was Ralphie-Boy? Misschien wist haar vader het.
Ze schudde haar hoofd. Het maakte niet uit wie de Profeet was. Ze moest hem nog altijd twaalf miljoen euro geven.
Op enkele meters afstand van het Lúbra-gebouw bracht ze de auto tot stilstand, greep haar tas, sloot de portieren af en stak rennend de straat over, met haar schouders hoog opgetrokken tegen de kletterende hagelbui. Ze duwde de deur naar de ontvangstruimte open. Annabelle, de receptioniste, zat aan de telefoon en Harry liep haar met een wuivend gebaar voorbij.
Ze liep het hoofdkantoor in. Het was volle bak vandaag. Her en der zaten groepjes mensen rondom bureautafels op beeldschermen te wijzen. Ze keek over hen heen naar de kantoorruimte achter in het vertrek. Dillon was nergens te bekennen.
Terwijl Harry op haar bureau bij het raam af beende vroegen een paar collega’s: ‘Hé Harry, hoe gaat-ie?’ Maar ze liep snel genoeg om vragen over de wonden in haar gezicht te ontwijken. Ze ging zitten en zette haar laptop aan. Terwijl ze inlogde en haar e-mail opende tikten buiten de hagelstenen tegen het raam.
‘Die wond zat er gisteren nog niet.’
Ze keek op en zag Imogen aan haar bureau staan, met de handen in haar zij en haar blik gefixeerd op de snee boven haar oog.
‘Ja, ik weet het,’ verzuchtte Harry. ‘Er zijn weer enkele nieuwe ontwikkelingen sinds gisteren. Maar voordat je tegen me uitvalt: ik heb je advies wel degelijk opgevolgd.’
‘Echt?’ Imogen pakte er meteen een stoel bij. ‘Vertel.’
‘Het ging niet zo heel goed. Ik vul de details later wel in.’
Imogen schudde haar hoofd. ‘Wat is dat toch met families? Ik dacht altijd dat het makkelijker ging bij kleinere gezinnen, zoals bij jullie.’ Imogen kwam uit een gezin met zes kinderen die altijd kibbelden en voortdurend wisselende allianties aangingen. Op dit moment lag ze met iedereen overhoop. ‘Zo te zien is het niet eenvoudig.’
‘Dat is het zeker niet, geloof me maar.’ Harry zweeg even. Het kostte haar moeite om tussen neus en lippen door te vragen: ‘Is Dillon in de buurt?’
‘Onze vrije vogel? Nee, die is naar Kopenhagen.’
‘Nu al?’
‘Hij kon een vroege vlucht nemen.’ Imogen keek haar onderzoekend aan. ‘Is er iets?’
Harry deed een snelle inwendige check. De signalen wezen nog steeds op ‘aanhankelijk’. Verdorie.
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik had hem ergens voor nodig. Maar ik spreek hem nog wel.’
Ze keek op haar beeldscherm en trok een gezicht. De bewegingen van haar hoofd en haar nek werden stijver: de whiplash-klassieker. Misschien moest ze naar een chiropractor.
‘Blijf zitten.’ Imogen gleed van haar stoel en verdween. Een halve minuut later kwam ze weer terug met een glas water en twee witte tabletjes.
‘Wat is dat?’ vroeg Harry.
‘Neem ze nou maar.’
Harry gehoorzaamde. Imogen pakte het lege glas weer van haar aan.
‘Je zou hier eigenlijk niet moeten zijn. Je ziet eruit om op te schieten,’ zei Imogen, terwijl ze weer naar haar eigen bureau liep. ‘Ik hou een oogje in het zeil.’
Harry wachtte tot haar vriendin uit het zicht was. Terwijl ze haar nek zo min mogelijk belastte draaide ze zich om en keek op haar scherm. Tweeenzeventig ongelezen berichten. De zaken hadden zich behoorlijk opgestapeld sinds vrijdag. Haar takenpakket bestond uit drie inbreektesten bij cliënten, twee onderzoeken naar mogelijke indringers in computers, en nog een veiligheidstest voor een of andere onderneming; gelukkig had dit allemaal geen enkele haast. Ze scande haar e-mail en keek naar de afzenders om te zien wie er urgentie had, en ze bevroor.
De domeinnaam van de afzender leek wel van het scherm af te springen. Haar hand beefde toen ze de muis vastgreep. Ze knarsetandde. Dubbelklik.

Tijd voor het geld, Harry. Maak het over naar deze rekening voor woensdag 17:00 uur.
sWiftcODe: crbsch9
ibAn: ch9300762011623852957.

volgens mijn bronnen hoop je op uitstel. niet doen. ik zal je vandaag laten zien wat er gebeurt met mensen die me in de steek laten. Je hebt achtenveertig uur de tijd, Harry.

De Profeet

Harry sloeg haar hand voor haar mond. Vandaag was het maandag. En als ze hem nu eens liet weten dat ze voor woensdag vijf uur niet over het geld kon beschikken? Wat dan?

De telefoon op haar bureau rinkelde en Harry sprong omhoog. Het was Annabelle.
‘Er is hier ene meneer Tiernan voor jou, hij staat bij de balie.’
Haar blik vloog naar de ontvangstruimte en toen weer terug naar het bericht van de Profeet. Haar hartslag ging omhoog. Wat moest Jude hier verdomme nou weer?
Ze probeerde te slikken maar haar mond was te droog. ‘Zeg maar dat ik er zo aan kom.’
Jude ijsbeerde door de hal toen ze hem kwam ophalen. Hij bleef meteen stilstaan toen hij haar zag en sperde zijn ogen wijd open bij de aanblik van haar nieuwe wonden en blauwe plekken.
‘In hemelsnaam, Harry!’
Hij zag er niet meer uit als een investeringsbankier. Zijn zakelijke kostuum was ingeruild voor gebleekte spijkerbroek en een shirt dat strak om zijn borstkas spande. Zijn vuisten waren gebald en zijn spieren stonden gespannen. Hij leek meer een worstelaar die zin had in een robbertje vechten.
Hij liep op haar af en Harry deinsde onwillekeurig achteruit. Ze liep rechts van haar een leeg kantoor in en wenkte hem dat hij haar moest volgen. Hij kwam vlak achter haar binnen en sloeg de deur dicht.
‘Jezus, Harry, gaat het wel goed met je? Wat is er in godsnaam aan de hand?’
Ze maakte een luchtig gebaar naar haar gezicht. ‘Het is niet ernstig.’
Hij deed een stap dichterbij en ze probeerde haar gezicht in de plooi te houden.
‘Niet ernstig?’ Hij begon af te tellen op zijn vingers. ‘Ik help je om Felix Roche om de tuin te leiden, hij wordt vermoord, de politie verhoort mij, jij neemt niet op als ik je bel en nu ik je weer zie ben je bont en blauw. Ik mag dan de zaken voorheen niet ernstig hebben opgevat, maar dat doe ik nu wel, dat verzeker ik je.’
‘Luister, ik ben je dankbaar voor al je hulp, maar het is echt niet nodig dat je hier nog verder bij betrokken raakt.’
‘Betrokken? De politie weet dat ik met Felix aan de telefoon heb gezeten op dezelfde avond dat hij is vermoord. Natuurlijk ben ik erbij betrokken, godverju.’ Hij woelde met zijn vingers door zijn haar. Het zag er niet naar uit dat hij de afgelopen achtenveertig uur veel had geslapen. ‘Hoe dan ook, ik voel me verantwoordelijk voor Felix.’ Hij zweeg even en keek haar toen aan. ‘En ook voor jou.’
Ze wendde haar blik van hem af.
Hij raakte zacht haar schouder aan. ‘Wat is er, Harry?’
Ze sloeg haar armen over elkaar. ‘Wat heb je precies aan Ashford verteld?’
‘Wat?’
‘Hij was hier gisteren. Je hebt het met hem over mij gehad.’
‘Hij informeerde naar je ongeluk. Hij klonk bezorgd.’
‘Weet je zeker dat je hem niet meer hebt verteld?’
Jude kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Kom op, Harry, waar gaat dit over? We hebben over je ongeluk gepraat, meer niet. Is er soms iets veranderd?’
Ze dacht aan alles wat er de afgelopen twee dagen was veranderd. Moest ze hem misschien over dat verdwenen geld vertellen? Ze kon het risico niet nemen. Hij had al tegen Ashford lopen kletsen en wie weet ging hij het nog verder rondbazuinen. Hoe dan ook, de Profeet mocht nooit weten dat het geld was verdwenen.
Ze schudde haar hoofd. ‘Er is niets veranderd.’
Jude deed een stap naar haar toe en greep haar bij de schouders. Ze hapte naar adem toen hij zich over haar heen boog en ze zijn hete adem op haar wang voelde. Hij rook naar bier en vers mannenzweet. ‘Gaat het om Felix?’ Zijn vingers boorden zich in haar schouders. ‘Misschien heb je die bewuste nacht toch nog met hem gesproken. Heeft hij je iets verteld? Wat heeft hij gezegd?’
‘Niets, dat heb ik al gezegd. Hij nam niet op.’
Zijn blik boorde zich in de hare en hun neuzen raakten elkaar bijna. Ze speurde zijn gezicht af naar sporen van de deugdzame bankier die nooit de regels overtrad, maar vond daar niets van terug. Ze zag nu alleen maar die waaghalspiloot die tot alles in staat leek te zijn.
Opeens liet hij haar armen weer los.
‘Ga je gang maar.’ Hij deed een stap achteruit in de richting van de deur. ‘Maar ik verdwijn niet zomaar, Harry. Niets verdwijnt zomaar.’
‘Wacht…’
Maar hij was de deur al uit.
Harry wreef over haar schouders waar hij haar vast had gegrepen. Ze huiverde. Hij had gelijk. Dit zou allemaal niet zomaar overgaan. Ze dacht aan haar deadline van achtenveertig uur en aan het geld dat spoorloos was. Ze dacht aan haar vader die haar bij die griezelige muren van de gevangenis zou opwachten.
Haar vader kon naar de hel lopen. Waarom had hij haar niet verteld waar het geld was? Op een of andere anonieme bank in het buitenland, meer was ze niet te weten gekomen. Niet dat ze er iets aan zou hebben als ze de naam van de bank zou weten. Wat kon ze ermee: zich een weg hacken naar een geheime bankrekening op de Bahama’s? Harry sloot haar ogen en schudde haar hoofd. Zelfs zij rekende er niet op dat ze zoiets zou kunnen flikken.
Haar ogen vlogen weer open.
Of wel?

37

‘Hoe is het in Kopenhagen?’
‘Koud,’ zei Dillon.

Harry glimlachte in de telefoon. ‘Dat komt ervan als je Scandinavië probeert te veroveren.’
Hij schoot in de lach. ‘Waar ben je?’
Ze wierp een vluchtige blik op het langgerekte grauwe fort dat over de hele lengte van Arbour Hill liep; de onheilspellende façade was gekooid door zilveren tralies die glansden in de zon. ‘In de auto.’
Nou, dat was tenminste geen leugen. Ze had net haar auto voor de gevangenis geparkeerd toen Dillon belde. Ze keek naar de hoofdingang. De smalle vensters waren hoog, boogvormig en onderverdeeld in tientallen kleine vierkante ruitjes. Als er geen ijzeren tralies voor hadden gezeten, hadden ze kunnen doorgaan voor kathedraalramen.
Dillon zou haar vast op het hart drukken om naar de politie te gaan, maar dat kon ze niet. Wat haar vader ook verkeerd had gedaan, ze kon niet riskeren dat hij weer in de cel zou belanden.
‘Ik ben hier met een paar dagen wel klaar,’ zei Dillon. ‘Misschien kun je je zondagse kastje flink bijvullen zodat we een avondje thuis kunnen doorbrengen.’
Harry rolde met haar ogen; waarom herinnerde hij zich nu weer dat keukenlaatje met die rotzooi?
‘Klinkt goed,’ zei ze. ‘Als jij dan een paar Deense biertjes meeneemt hebben we een date.’
Date! Waarom had ze ‘date’ gezegd? Afspraak, dan hebben we een afspraak: dat klonk veel beter. Harry leunde tegen de hoofdsteun en sloot haar ogen. Ze had hem willen vragen over de nacht die ze samen hadden doorgebracht, wat die voor hem had betekend, maar zulke dingen vroeg je nooit tussen neus en lippen door. Ze schudde haar hoofd. Een vrijgezellenbestaan had toch wel zijn voordelen.
‘Hoe was je vlucht?’ Ze trok een gezicht. Nog even en ze ging vragen wat voor weer het was.
‘Saai. Behalve dat iemand me heeft achtervolgd tot aan het vliegveld, volgens mij.’
‘Wat?’ Ze schoot met een ruk overeind.
‘Stevige kerel in een donker jack, een kop als een biljartbal.’
Quinney. ‘Dat is het vriendje van Leon, zo te horen.’
‘Dat dacht ik ook al. Maar voor zover ik kon zien is hij niet in het vliegtuig gestapt.’
‘Shit. Het spijt me dat ik je hiermee heb opgezadeld.’
‘Maak je maar geen zorgen, dat zei ik al tegen je. Wat kan hij trouwens doen? In mijn verleden gaan graven en iets naar boven halen. Maar wat dan? Hij zal niets vinden wat hij tegen jou zou kunnen gebruiken. En dan komt hij weer met lege handen bij Leon aan.’
‘Dat hoop ik dan maar.’
‘Laat zitten. Doe ik ook.’
Harry beet op haar lip; ze was zich ervan bewust dat ze nog steeds iets voor hem verborgen hield. Oude gewoontes slijten niet zomaar. Ze haalde diep adem.
‘Ik heb vanmorgen mijn vader opgezocht.’
‘Wauw.’ Even viel het stil. ‘Nou, daar ben ik blij om. Hoe ging het?’
‘Niet al te best. Hij wil me niet helpen. Misschien kunnen we erover praten als je weer terug bent.’
‘Ja, graag.’ Weer een stilte. ‘Zeg, ik ga me douchen en opfrissen, maar ik bel je later nog wel, oké?’
Harry zag hem in gedachten onder de douche staan en glimlachte. ‘Ja, prima. En vergeet dat Deense bier niet.’
Toen Dillon had opgehangen, maakte ze een inwendige inventarisatie op. Nul procent aanhankelijkheid, honderd procent lust. Dat was al beter.
Hoe laat was het? Kwart voor twee. Haar vader zou zo naar buiten komen. De zon scheen pal door de voorruit en verhitte het interieur van haar auto tot het kookpunt. De regenwolken van daarstraks hadden zich ontladen en waren weggetrokken om een helderblauwe lucht achter te laten. Harry draaide haar raam open en keek links en rechts de straat in. Arbour Hill lag aan een eenzame, lange weg met maar weinig verkeer. Ze had haar auto tegenover de hoofdingang geparkeerd, bij de stenen muren van de oude Collins-kazerne. Aan beide uiteinden van de weg was een blinde hoek, wat het gevoel van afzondering versterkte.
In de verte zag ze een vrouw in een rood trainingspak de hoek om komen, die een kinderwagen voortduwde. Er zat een peuter in met een stok in zijn hand die hij langs de tralies liet kletteren.
Harry keek weer naar het strenge victoriaanse gebouw dat de heuvel domineerde. De entree was verstevigd met een ijzeren poort, als een ophaalbrug over een slotgracht. De gevangenismuren leken hoger dan eerst en waren bovenop hier en daar afgezet met dik prikkeldraad dat er gemeen en stekelig uitzag. Ze dacht aan de verzameling slechtheid achter die muren, en het soort halfleven dat daar geleefd werd. Ze huiverde.
Hic sunt dracones, dacht ze. Hier zijn de draken, de monsters op onbekend terrein.
De vrouw met de kinderwagen kwam nu langs haar auto; de peuter had zijn stok inmiddels op de gele rozenstruiken gericht die vlak bij de entree van de gevangenis groeiden. De vrouw liep verder en Harry zag haar uit haar achteruitkijkspiegeltje verdwijnen.
Opeens hoorde ze een luide klik. De bewaker bij de gevangenisentree deed de poort open. Hij duwde ertegenaan en krassend als een valse viool ging de deur wagenwijd open. De bewaker deed een stap opzij en toen stapte haar vader het zonnetje in.
Hij droeg een marineblauw jasje, een witte, kraagloze trui en een grijze pantalon. In zijn ene hand had hij een blauwe weekendtas, de andere hand gebruikte hij om zijn ogen af te schermen tegen de zon. Hij legde zijn hoofd in zijn nek en keek naar het hemelgewelf. Toen draaide hij zich met een glimlach om en gaf de bewaker een hand. Hij kon doorgaan voor een marineofficier die voor een kort verlof de kade op liep.
Hij liep het pad af en achter hem viel de poort weer in het slot. Harry keek naar hem terwijl ze zich afvroeg wat voor persoon hij vandaag zou zijn. Witteboordencrimineel of geslaagde bankier? Haar jeugdheld of haar mislukte vader? Het leek wel alsof ze elke keer dat ze hem zag haar beeld moest bijstellen.
Ze haalde diep adem en stapte uit de auto. Na de broeikas van haar Micra voelde de buitenlucht koel op haar gezicht en blote armen. Bij het geluid van het dichtvallende autoportier keek haar vader op. Hij zwaaide hartelijk en glimlachte breed, geheel conform het plaatje van de opgewekte zeeman. Ondanks haar tegenwerpingen lachte ze onwillekeurig terug.
Ze ging op de weg staan en hij kwam snel op haar af gelopen. In het zonlicht was zijn gezicht ontdaan van elke kleur; zijn wenkbrauwen leken wel kunstmatig op zijn grauwe huid aangebracht. Hij liep langs de rozenstruiken en de tas klapte tegen zijn bovenbeen.
Misschien kwam het allemaal weer goed. Misschien had haar vader wel een plan om haar te helpen. En zo niet, dan redde ze zichzelf. Het enige wat ze nodig had was de naam van zijn bank. Haar sociale technieken deden de rest.
Haar vader nam de tas met zijn andere hand over, opende de deur van de metalen tralieomheining en liep de weg op. Maar toen fronste hij zijn wenkbrauwen en keek met samengeknepen ogen naar links. Harry zag hoe zijn ogen zich in paniek opensperden, en volgde zijn blik.
Het eerste wat ze zag was de verchroomde bullbar, breed en angstaanjagend. De jeep waar die bullbar aan vastzat reed in volle vaart op haar vader af. Ze probeerde zich te bewegen, maar haar benen voelden als verlamd. Ze zag dat haar vader haar naam riep, maar ze hoorde hem niet.
De tijd scheen te vertragen. Eén seconde voelde als vijf. Ze was zich van alles tegelijk bewust: het zonlicht dat op de glimmende bullbar weerkaatste; haar vaders bleke gezicht vol diepe lijnen; de hitte die van de Micra achter haar af sloeg; de bruine randen aan de gele rozenblaadjes.
Haar vader stormde de weg over en probeerde buiten het bereik van de jeep te blijven. Hij smakte tegen haar aan toen hij voorover viel en ze smakte tegen de auto. Het hete metaal schroeide tegen haar vlees en ze voelde een scherpe pijnscheut tussen haar schouderbladen. Opeens kon ze weer horen; haar trommelvliezen werden belaagd door het geronk van de jeep. Er klonk een luide klap en haar vader werd hoog in de lucht geslingerd. Ze hoorde haar eigen schreeuw.
‘Papa!’
Hij sloeg met een misselijkmakende smak tegen de grond, enkele meters bij haar vandaan. De jeep gaf gas, de motor loeide en de wielen raasden over het droge asfalt. De wagen ging op twee wielen door de bocht en verdween uit het zicht.
Harry zette zich met bevende armen en benen af tegen haar auto. Ze strompelde naar haar vader toe; er zat een steen in haar maag. Hij lag bewegingloos op zijn rug. Zijn ogen waren gesloten en zijn huid zag krijtwit. Een straaltje bloed druppelde vanuit zijn mondhoek in zijn zilveren baard.
Vandaag laat ik je zien wat er gebeurt als mensen hun afspraken niet nakomen.
Ze hoorde de poort knarsend opengaan en het geluid van rennende voetstappen. Ze knielde naast haar vader neer en legde haar hand tegen zijn wang. Ondanks de zon voelde zijn huid kil aan.

38

Harry keek naar haar familieleden en probeerde zich te herinneren wanneer ze voor het laatst allemaal in dezelfde ruimte hadden gezeten. Ze wist het niet meer.

Haar moeder zat tegenover haar; haar benige handen als klauwen om haar Gucci-handtas geklemd. Naast haar zat Amaranta met haar knokkels tegen haar lippen geperst zodat haar mond vrijwel onzichtbaar was.

Het beademingsapparaat van haar vader pompte sissend en blazend zuurstof in zijn longen. Harry zag zijn borst regelmatig op en neer gaan, het enige teken dat hij nog in leven was. Zijn huid hing slap van de botten in zijn armen af, met auberginekleurige plekken waar ze geprobeerd hadden om een ader te prikken.

Ernstige inwendige verwondingen, hadden de artsen gezegd. Gescheurde milt, doorboorde longen, beschadiging aan lever en nieren. Ze hadden hem meteen op de operatietafel gelegd en geprobeerd om het bloeden zoveel mogelijk te stelpen. Ze konden haar niet zeggen of hij het zou overleven.

Harry haalde diep adem. Haar ogen brandden en het papieren zakdoekje in haar hand had ze al bijna versnipperd. Ze stootte met haar voet tegen de blauwe weekendtas van haar vader die onder zijn bed was geschoven en ze ging verzitten.

Amaranta richtte haar roodomrande ogen op Harry. ‘Ben je al klaar met de politie?’
‘Ze zijn ongeveer een uur geleden vertrokken,’ zei Harry. ‘Zij beschouwen het als een ongeluk waarbij de automobilist is doorgereden.’
De politie had haar bijna twee uur ondervraagd. Lynne had weer toegekeken vanaf de zijlijn, stil maar erg aanwezig. Ze had alles verteld. Alles behalve die twaalf miljoen euro dan. Uit haar vaders huid kwamen overal smalle buisjes die als wormen naar de monitor naast zijn bed krioelden. Misschien had ze alles wel moeten opbiechten. Wat konden ze hem nu nog maken?
Tegen haar moeder en zus had ze gezwegen. Die dachten dat ze haar wonden en blauwe plekken vandaag had opgelopen en ze liet hen maar in die waan. Het had toch geen zin om het uit te leggen. Zelfs de politieagenten zetten vraagtekens bij haar verhaal en ze gaven haar geen enkele reden om ervan uit te gaan dat ze met man en macht zouden uitrukken. Zij wisten nog minder dan Harry zelf.
‘Je had ze naar mij moeten sturen,’ zei Amaranta.
‘Daar had ik niets over te zeggen. Ze hadden jou verder niet nodig, omdat jij er niet bij was toen het gebeurde.’
‘Nou, ik had er wel bij moeten zijn. Hij had met mij mee naar huis moeten gaan.’ Ze loerde naar Harry. ‘Ik heb hem aangeboden dat hij bij mij een kamer kon krijgen voor zo lang als hij wilde. Waar had hij anders naartoe gemoeten?’
Harry haalde haar schouders op. ‘Ik zei al dat ik geen idee had.’
Het apparaat suisde en pompte en de hartmonitor gaf elke seconde een bliepje.
‘Hij zou bij mij komen logeren.’ Miriam klonk hees en zacht, alsof er een laagje stroop op haar stembanden was gesmeerd.
Harry trok haar wenkbrauwen op. Haar moeder had een uur lang gezwegen.
Miriam keek hen beiden aan. ‘Waarom niet? Ik heb lang genoeg alleen gewoond in dat huis. Ik had gezegd dat hij een nacht kon blijven, zodat hij een nieuwe start kon maken.’
Haar ogen, waterig en afwezig, bleven op Harry rusten. Er zaten verticale rimpels in haar bovenlip, alsof ze haar lippen permanent om een sigaret had gesloten. Ze snoof en wendde haar blik weer af.
‘Ik wist niet dat hij andere plannen had,’ zei ze.
Harry wierp een ‘geloof je dit?’-blik omhoog en kwam overeind. ‘Ik neem even een rustpauze, maar ik blijf in de buurt.’
Ze liep de gang op en sloot de deur. Ze leunde er even tegenaan; de geur van zieke mensen en kantinevoedsel drong haar neusgaten in.
‘Hoe gaat het met hem?’
Ze draaide zich met een ruk om. Jude. Onwillekeurig deinsde ze achteruit naar de deur, alsof ze hem de toegang wilde versperren.
Hij stak zijn handen in de lucht. ‘Ik ben hier niet om ruzie te maken. Ik kwam alleen maar kijken hoe het met hem ging.’ Hij zweeg even. ‘En hoe het met jou gaat.’
Harry bleef hem aankijken om zijn intenties te kunnen peilen. Hij had zijn bankierskleding weer aan, keurig netjes en gestreken, al stond zijn haar overeind waar hij er met zijn hand doorheen was gegaan.
‘Hoe wist je dat hij hier ligt?’ vroeg ze.
‘Ik hoorde het van Ashford. Vraag me niet hoe hij het weet.’ Hij stak zijn handen diep in zijn zakken en keek de gang in. ‘Ziekenhuizen en gevangenissen. Ik heb aan allebei een hekel.’
‘Ik ook.’
Hij staarde naar de neuzen van zijn schoenen. ‘Ik had hem moeten opzoeken. In de gevangenis, bedoel ik.’
‘Waarom zou je?’ vroeg ze. ‘Wij gingen ook niet.’
‘Omdat ik me als een vriend had moeten gedragen.’
Ze zag zijn hangende schouders en de verslagen uitdrukking op zijn gezicht. Het leek absurd dat ze deze man ooit had verdacht van kwaadaardige bedoelingen.
Ze zwegen beiden een poosje. Toen zei Jude zonder op te kijken: ‘Gaat hij het halen, denk je?’
De vraag kwam als een stomp in haar maag. Ze schudde haar hoofd en slikte, niet bij machte een woord uit te brengen. Haar vader ging niet dood. Hij moest het eeuwige leven hebben. Ze sloot haar ogen. Het beeld van de aanstormende jeep flitste aan haar geestesoog voorbij: metallic zwart, aluminium bullbar. Nog een beeld, deze keer een close-up: de man achter het stuur had een donkere muts op waar plukken wit haar onder vandaan staken, zijn schouders over het stuur gekromd toen hij haar vader van de weg af maaide. Haar ogen vlogen weer open en ze beet op haar lip. Niet huilen, niet huilen, niet huilen. Pas na enkele seconden vertrouwde ze haar eigen stemgeluid weer.
‘De artsen hebben hem nog niet opgegeven, en ik ook niet,’ zei ze uiteindelijk. ‘Ik kan maar beter weer teruggaan.’
Jude knikte en raakte lichtjes haar arm aan. ‘Ik weet dat je jezelf wel redt, maar als je me nodig hebt weet je me te vinden.’
Voordat ze kon antwoorden had hij zich al omgedraaid en liep weg, met zijn handen in zijn zakken. Ze keek hem een moment na, bijtend op haar onderlip. Toen liep ze haar vaders kamer weer in.
Haar moeder en Amaranta hadden niet bewogen. Ze zaten naast elkaar en Harry werd getroffen door hun gelijkenis die met de jaren alleen maar frappanter werd. Dezelfde blonde haren, dezelfde hoekige beenderstructuur, dezelfde humeurige blik. Ze keken allebei op toen ze binnenkwam: moeder en dochter die samen stelling namen. Omdat ze weinig zin had om tegenover hen plaats te nemen, bleef Harry aan het voeteneinde van het bed staan.
Amaranta schoof de riem van haar tas over haar schouder en stond op.
‘Kom, ma, ik breng je wel thuis. Je bent uitgeput.’ Ze wachtte tot haar moeder in beweging kwam. ‘Je zit hier nu al uren. Morgenochtend komen we weer terug. Als er iets verandert bellen de verpleegsters ons wel.’
‘Ga jij maar naar je familie.’ Miriam klemde haar tas steviger vast. ‘Harry brengt me wel thuis.’
Harry knipperde met haar ogen en zag in een flits dat haar zus vergat om haar mond dicht te doen.
Amaranta fronste. ‘Luister ’es, ma –’
‘Ik wil met Harry praten.’
Harry trok haar wenkbrauwen op.
‘Goed dan, als je het zeker weet.’ Amaranta talmde nog even, alsof ze verwachtte dat haar moeder van gedachten zou veranderen. Toen draaide ze zich om en wierp Harry in het voorbijgaan een priemende blik toe.
‘Zorg dat ze niet te lang blijft.’
Harry knikte en keek haar na tot de deur dichtviel. Toen richtte ze haar ogen weer op haar moeder. Miriam keek naar de op-en-neergaande borstkas van haar echtgenoot. Ze speelde afwezig met de parelketting om haar hals. De spieren in haar keel stonden gespannen als de wortels van een boom, en de huid eroverheen was los en gerimpeld. In tegenstelling tot wat ze tegen Amaranta had gezegd, leek ze niet in de juiste stemming voor een praatje, dus Harry besloot af te wachten.
Ze bestudeerde het gezicht van haar vader. Hij leek wel een wassen beeld. Zijn bed stond omhoog in een hoek zodat het net leek alsof hij elk moment zijn ogen kon openen om de kamer rond te kijken. Harry had er alles voor over om hem zijn ogen te zien opendoen.
‘Hij had zoveel glamour toen ik hem voor het eerst ontmoette,’ zei Miriam opeens. ‘Zo donker en aantrekkelijk. En zo ambitieus. Plannen hiervoor, plannen daarvoor…’ Haar vingers gleden langs de parels alsof het een rozenkrans was. ‘Maar er is weinig glamour aan platzak zijn. Vooral niet als je twee kinderen hebt.’
Ze liet haar ketting los en knipte haar handtas open, waar ze een pakje sigaretten en een gouden aansteker uithaalde. Toen scheen ze zich te herinneren waar ze was, want ze stopte ze terug in haar tas. Haar vingers gingen weer naar de parels.
‘Meestal wist ik niet waar hij uithing en of hij überhaupt wel terug zou komen. En als hij dan terugkwam was het met de mededeling dat we óf dakloos waren óf uit eten gingen. Je wist het nooit met hem.’
Harry wilde weten hoe het met Ashford zat, maar ze kon het niet opbrengen om het te vragen. Het is al heel wat om te weten dat je moeder de pest aan je heeft, maar om het haar hardop te horen zeggen is van een andere orde.
Onbewust bracht haar moeder het zelf ter sprake. ‘Ik heb hem een of twee keer proberen te verlaten, maar het lukte niet. En Salvador had altijd weer een of ander geweldig idee of een nieuwe deal die inhield dat alles de volgende keer anders zou worden.’
Ze schudde zuchtend haar hoofd en keek Harry een poosje strak aan. ‘Je lijkt echt heel veel op hem. Vroeger wilde ik altijd dat het niet zo was.’
Harry sloeg haar ogen neer. Ze streek haar papieren zakdoekje glad en vouwde het op. Wie had Miriam het meest teleurgesteld: zij of haar vader?
‘Jullie waren zo close toen je nog een stuk jonger was,’ vervolgde Miriam. ‘Jij en hij tegen de rest van de wereld. Tegen mij.’
Harry fronste. ‘Zo ging het helemaal niet.’
Miriam praatte door alsof ze niets had gehoord. ‘Vorige week belde hij me op. Een of ander wild plan. Hij zou naar de Bahama’s gaan om een nieuw leven te beginnen.’
Harry voelde iets samentrekken in haar borst. Ze frommelde de zakdoek op tot een propje.
‘Hij zei dat hij gedag zou komen zeggen.’ Miriam fronste. ‘Sal deed dat nooit.’
Harry begroef het zakdoekje in haar vuist. Dus haar vader was van plan geweest om weer te verdwijnen en iedereen op te zadelen met de rommel die hij achterliet.
‘Wat ik me afvroeg,’ zei Miriam met haar blik op Harry gericht, ‘was hij soms weer wat van plan? Had hij problemen met de politie? Tegen jou praatte hij altijd wel. Heeft hij soms iets gezegd?’
Harry keek de andere kant op. Er was geen enkele reden om haar moeder niet gewoon alles te vertellen. Ze had het recht om te weten wat er aan de hand was. Ze staarde naar het hulpeloze lichaam van haar vader; zijn armen waren zo dun als van een kind. Waarom wist ze niet, maar ze schudde haar hoofd en zei: ‘Hij heeft me nooit iets verteld.’
Er werd eerst zachtjes op de deur geklopt, toen ging hij open. Ze herkende die grijze haarpieken en hondenogen direct: Ashford.
Hij stapte de kamer binnen en liep met uitgestrekte armen recht op haar moeder af.
‘Miriam, lieverd, ik vind het zo erg. Ik ben zo snel mogelijk hierheen gekomen.’
Haar moeder liet haar parels los en liet toe dat hij haar hand vastpakte. Ze keek naar hem op en de gespannen koorden in haar nek leken zich te ontspannen.
Ashford draaide zich om naar Harry en legde beide handen op de hare.
‘Harry, ik vind het echt verschrikkelijk.’
Miriam fronste. ‘Kennen jullie elkaar?’
‘Ja, we hebben elkaar al eerder gezien.’ Hij hield zijn grote hoofd schuin en gaf Harry’s hand een kneepje. Zijn ogen waren een en al sympathie.
Harry knikte hem toe bij wijze van antwoord, maar het kostte moeite om haar hand niet weg te trekken. Hij was een indringer, een onwelkome brug tussen de buitenwereld en haar eigen verdriet.
Ashford liet haar hand los en liep om het bed heen tot hij bij haar vaders schouder stond. Hij legde zijn vingers tegen het asgrauwe voorhoofd.
‘Mijn oude vriend,’ zei hij, bijna tegen zichzelf. Hij staarde een tijdje naar hem, alsof hij in stilte stond te bidden. Toen draaide hij zich om naar Harry. ‘Gaat het heel slecht met hem?’
Harry schudde haar hoofd. ‘Ze willen geen harde uitspraken doen.’
Hij richtte zijn blik op haar moeder. ‘Miriam, je ziet er afgepeigerd uit. Hoe lang ben je hier al?’
Ze zuchtte. ‘Iedereen zegt maar dat ik naar huis moet. Het gaat best, hoor.’
‘Nou, ik blijf anders aandringen. Ik breng je zelf wel.’
Hij liep weer naar Miriam en legde een hand onder haar elleboog om haar overeind te helpen. Tot Harry’s verbazing verzette ze zich niet. Terwijl hij haar moeder naar de deur begeleidde, moest Harry meer dan eens de prop in haar keel wegslikken. Het deed haar denken aan de manier waarop Dillon haar vanuit het dal in de bergen omhoog had geholpen; ze verlangde opeens verschrikkelijk naar zijn armen om haar heen.
Voordat ze bij de deur waren draaide Ashford zich om en gaf Harry een visitekaartje.
‘Mocht je ooit hulp nodig hebben, om welke reden dan ook, bel me dan,’ zei hij. ‘Ik ben altijd op een van deze nummers bereikbaar.’
Harry bedankte hem met opgetrokken wenkbrauwen. Opeens wilde iedereen haar helpen. De deur viel achter hen dicht en voor het eerst was ze met haar vader alleen in een kamer.
Ze liep om het bed heen en liet zich weer op de stoel zakken waar ze al eerder op had gezeten. Haar lichaam voelde verstijfd aan; een pijnlijke herinnering aan haar eigen auto-ongeluk.
Ze liet haar blik op het gezicht van haar vader rusten. Uit zijn mond staken witte buisjes. Zijn hand lag op de dekens en ze klemde haar vingers eromheen.
Ze keek naar het kaartje in haar andere hand. Blauw logo. Klein, Webberly and Caulfield, Ralph Ashford, Chief Executive Officer.
Harry’s mond viel open. Toen schudde ze haar hoofd. Het was maar een naam, godbetert.
Ralphie-Boy.
Kon Ashford de vijfde bankier zijn?
Ze herinnerde zich dat Ashford bij haar op kantoor was geweest en de zilveren Jaguar die ze achter haar eigen auto had gezien. Had hij haar dan toch achtervolgd? Ze dacht aan Felix’ schaterlach toen Jude hem via Ashfords autoriteit een wachtwoord had proberen te ontfutselen. Had Felix soms geweten dat hij erbij was betrokken? Was hij de Profeet?
Ashford kon naar de pomp lopen en de Profeet ook, wie hij ook was. Ze moest dat geld zien te vinden, maar hoe? Ze wist niet eens bij welke bank haar vader een rekening had. Als hij maar iets kon zeggen, of helpen.
Ze staarde naar de vloer. De blauwe reistas stond nog steeds naast haar voeten en ze duwde de neus van haar schoen ertegenaan. Ze fronste. Haar vaders reistas. Al zijn eigendommen uit Arbour Hill waren in een handig knapzakje gestopt. Ze voelde haar nekhaar overeind komen.
Misschien kon hij haar toch van dienst zijn.

39

Wiskundigen zijn verzot op getallen. Ze houden van hun symmetrie en van hun structuur en van de patronen die achter hun subtiele tovenarij ligt.

Harry wist dat haar vader een geboren wiskundige was. Hij kon de meest complexe F&O-deals uit zijn hoofd citeren plus de bijbehorende getallen. Hij kon bij het pokeren ook aangeven welke kansen je had als er een straight flush op tafel lag.

Maar hoe goed hij ook was met cijfers, zelfs hij zou zich niet alleen op zijn geheugen verlaten met het opslaan van de gegevens van een buitenlandse bankrekening. Niet als er twaalf miljoen euro mee gemoeid was.

Harry staarde naar de blauwe reistas bij de salontafel. Er moest ergens documentatie van die bankrekening zijn. En alles wat hij de afgelopen zes jaar bij zich had gehad, zat nu in die tas.

Ze trok de tas naar zich toe. Hij was zo groot als een flinke sporttas, met een dubbele ritssluiting bovenop en zijvakken aan beide kanten. De tas was log en zwaar en op de naden stond het canvas gespannen.

Ze keek aarzelend uit het huiskamerraam, een inktzwarte rechthoek door de duisternis buiten. Ze had het ziekenhuis twee uur geleden verlaten nadat de verpleegsters haar hadden verzekerd dat iemand contact met haar zou opnemen als er iets aan haar vaders toestand zou veranderen.

Het was vreemd stil in de kamer. Normaal vond ze die stilte altijd prettig, maar nu kwam haar appartement verlaten over. Ze wilde bijna een wasje gaan draaien om maar iets te hebben dat geluid maakte.

Ze richtte haar aandacht weer op de tas en trok de ritsen open. Het eerste wat ze aantrof waren de kleren die haar vader had gedragen toen hij die middag Arbour Hill was uitgelopen. Ze kromp in elkaar bij de aanblik. De fraaie marineblazer en witte trui waren opgerold in de tas gepropt, waarschijnlijk door een van de verpleegsters. Harry haalde ze voorzichtig tevoorschijn, streek de plooien glad en vouwde ze naast haar op de bank op. Daaronder zaten nog meer kleren, netjes opgestapeld. Ze pakte ze een voor een eruit: overhemden, stropdassen, schoenen, pantalons, nog meer truien.

Onder in de tas zat iets hards. Ze tilde het met beide handen eruit. Het was een zwarte doos. Ze zette hem op haar schoot en streek met haar vingers over het vinyl. Hij was gebutst en de kleur was op sommige plaatsen verbleekt, maar ze zou hem overal hebben herkend. Het was de pokerset die zij met kerst aan haar vader had gegeven, zestien jaar geleden.

Ze maakte de slotjes open en haalde het deksel eraf. Er zaten acht stapels namaakfiches in: rode, groene, blauwe en witte. Ze lagen in de daartoe bestemde groeven in het zwarte vilt, met hier en daar een kleine ruimte van kwijtgeraakte fiches. Ook een van de stokken kaarten was verdwenen, maar de andere lag netjes in zijn eigen rechthoekige uitsparing.

De handleiding met het pokerreglement was ook weg, maar was vervangen door iets wat ze direct herkende. Het was haar vaders eigen exemplaar van Hoe speel ik poker om te winnen. Ze sloeg het boekje open. Hij had op de eerste bladzijden aantekeningen van zijn pokerspelletjes gemaakt. Ze wierp een blik op de eerste paar handen met kaarten. Hij had Texas Hold ’Em gespeeld. Hij had voor elke hand zijn twee hole cards opgeschreven, plus die van zijn tegenstanders, en de vijf communal cards. Hij was goed begonnen, met azen in zijn eerste hand, maar zijn geluk was van korte duur. Bij zijn tweede hand kreeg hij een zeven en een paar tweeën en daarmee moest hij het afleggen tegen de full house met vijven van zijn rivaal, en bij zijn derde hand werden zijn aas en ruiten twee verslagen door een zwak paar vieren. Harry glimlachte en schudde haar hoofd. Uit zijn eigen notities was op te maken dat haar vader een luchtige speler was. Hij verhoogde zijn inzet voor hij meeging en blufte voordat hij gewoon speelde. En bovendien zou hij zelden kappen.

Ze bladerde het boekje door, hield het bij de rug omhoog en schudde ermee. Ze wist niet precies waar ze op zat te wachten, maar er viel niets tussen de bladzijden uit. Ze pakte een handvol fiches uit de doos en liet ze in haar hand rammelen. Toen tilde ze stapel voor stapel op en legde ze op tafel, samen met het boek en de stok kaarten. Ze duwde haar vingers tegen de zwarte binnenvoering. Niets. Ze zette de doos zuchtend op de vloer en vestigde haar aandacht op de zijvakken van de reistas. In de linker zaten een tandenborstel, tandpasta, deodorant, een schaartje en een pakje papieren zakdoeken. De rechterzak was interessanter. Daarin vond ze haar vaders portemonnee, een sleutelbos en een smal notitieblokje ter grootte van een pakje sigaretten. Ze keek in de portemonnee. Er zaten een stuk of vijf creditcards en pinpassen in, allemaal van Ierse banken en de meeste waren verlopen. Geen contant geld en geen papiertje waarop gewoon even het rekeningnummer van een buitenlandse bank stond geschreven.

Harry gooide dat ook op tafel en pakte de sleutelbos met een zwarte leren sleutelhanger, het kwc-logo aan beide zijden in blauw en goud. Er hingen twee sets met sleutels aan. Aan de ene zat het autosleuteltje van een Mercedes, de auto waarin hij had gereden voordat hij werd opgesloten. Haar moeder had hem lang geleden verkocht om de kosten voor de advocaat te dekken. De andere was een zilverkleurige Yale-sleutel. Ze keek ernaar. Toen liep ze naar de keuken en rommelde in een keukenlaatje totdat ze een sleutelbos had gevonden. Ze koos een matzilveren Yale-sleutel en legde die met het gekartelde randje op die van haar vader. Het was dezelfde sleutel die van haar ouderlijk huis in Sandymount, waar haar moeder nog altijd woonde.

Ze schoof de la dicht, liep naar de huiskamer en plofte neer op de bank. Ze pakte het zwarte schrijfblokje en begon erdoorheen te bladeren. Het was een adresboekje; haar vader had met zijn grote ronde handschrift namen en telefoonnummers in alfabetische volgorde opgeschreven. Ze fronste. Hier moest toch iets te vinden zijn.

Ze begon bij de A en liep alle namen af. De meeste zeiden haar niets, maar af en toe stuitte ze op een naam die ze herkende, zoals Amaranta, en onder de H vond ze haar eigen naam en mobiele nummer. Ze kon zich niet herinneren dat ze dat ooit aan hem had gegeven, maar hij zou het wel van Amaranta hebben gekregen.

Verderop in het alfabet liep ze tegen een aantal namen aan dat een elektrisch schokje door haar ruggengraat stuurde. Leon Ritch, Jonathan Spencer, Jude Tiernan. Harry staarde naar Judes naam. Er was geen enkele reden te bedenken waarom haar vader zijn nummer niet zou hebben. Ze hadden samengewerkt en waren zelfs bevriend.

Ze liep de rest van de namen af, maar Jude was de laatste bekende naam. Ze legde het adresboekje op tafel. Toen pakte ze de kaarten op en hield ze tussen duim en wijsvinger. Het waren gewone speelkaarten, met een caleidoscopische tekening van blauwe en witte krullen op de rug. Ze spreidde de kaarten uit als een waaier en bekeek ze stuk voor stuk aan beide zijden. Ze waren kleverig en beduimeld, maar verder niets bijzonders.

Ze trommelde met haar duimen op tafel en beet op haar onderlip. Toen richtte ze haar aandacht weer op haar vaders kleding. Ze liep al zijn zakken door, voelde in schoenen en trok zelfs opgerolde sokken uit elkaar. Niets. En ook al voelde ze zich een indringer, toch pakte ze zijn blazer en kneep in de voering. In het borstzakje hoorde ze iets ritselen. Ze stak haar hand erin en trok er een witte envelop uit. Haar naam stond erop. Er zat een enkel vel papier in, gedateerd op vandaag.

Het was een brief van haar vader. Hij moest hem geschreven hebben nadat ze hem eerder die dag had opgezocht. Ze voelde hoe haar keel dichtkneep toen ze begon met lezen.

Harry streek met haar vingers over die laatste woorden. Papa houdt van je. Ze moest denken aan dat wassen schepsel in het ziekenhuis en ze slikte iets weg. Toen deed ze de brief weer in de envelop en dacht na over zijn sokkeladvies. Hij had gelijk. Het grootste gedeelte van haar kindertijd had ze hem vereerd als een held en de val naar de realiteit was moeilijk te verkroppen. Ze vroeg zich af of ze soms hetzelfde met Dillon deed. Haar kalverliefde voor hem was nooit echt gedoofd, en nu was hij overgegaan in iets anders. In liefde? Ze zuchtte en schoof die gedachte terzijde.

Ze bekeek de inhoud van de reistas die voor haar lag uitgestald. Ze tikte met haar nagels op het adresboekje. Namen en nummers. Hoe had haar vader zijn rekening ook alweer geregeld? Hij had zijn handelsinstructies onder een codenaam direct naar de bank gefaxt. Voor contantgeldopnamen of overboekingen moest hij zich persoonlijk melden en de bank daarvan vooraf per fax op de hoogte stellen.
Stond die codenaam soms ergens in het adresboek, met de bankrekening vermomd als telefoonnummer? Het leek vergezocht, maar het was het onderzoeken waard.
Via haar huistelefoon, waarmee haar nummer werd afgeschermd, belde Harry een uur lang naar elk nummer in het adresboek. Als er werd opgenomen vroeg ze om degene die in het adresboek stond en hing prompt op als die dan ook aan de lijn kwam. Ze voelde zich daar eerst een beetje lullig over, maar bij het twaalfde belletje was ze er al immuun voor. Dit was de manier waarop het personeel van een callcenter zich staande hield. Na zo veel telefoontjes was het makkelijk om te vergeten dat die stem aan de andere kant van de lijn bij een levend wezen hoorde.
Nummer na nummer werd afgevinkt. Bij de ene kreeg ze een voicemail en bij andere werd niet opgenomen. Ze belde zelfs de nummers van Leon Ritch en Jonathan Spencer, maar beide werden doorgeleid naar antwoordapparaten. Ze kon zich er niet toe zetten om Jude ook te bellen, dus vergeleek ze zijn nummer met dat op zijn visitekaartje. Idem. Ze werkte het hele adresboekje af, maar had niet één keer beet. Bij geen enkel nummer had ze een van die blieptoontjes gekregen die verrieden dat het een niet-bestaand nummer was.
Harry zonk zuchtend terug in de kussens. Ze was niet overtuigd. Het bankrekeningnummer kon net zo goed een geldig telefoonnummer zijn, maar dat zou dan wel heel toevallig zijn. En Harry had het niet zo op toeval.
Ze loerde naar de reistas op tafel en vroeg zich af of ze soms haar tijd zat te verdoen. Misschien had haar vader de informatie helemaal niet bij zich gehad, maar waar was die dan wel? Ze pakte de stapel kaarten weer van tafel om iets in haar handen te hebben en begon pokerhanden te delen. De kaarten voelden plakkerig aan door het veelvuldige gebruik en de randen waren gerafeld. Ze dacht aan haar vaders sleutel van het huis in Sandymount en zijn voornemen om daar de eerste nacht na zijn vrijlating door te brengen. Misschien had hij wel iets daar in huis verstopt. Ze deelde de drie flop cards en kreeg een paar tienen met de hole cards. Ze schudde haar hoofd. Haar moeder had alle bezittingen van haar vader naar de kringloopwinkel gestuurd, de dag nadat hij achter de tralies was beland. Al zijn sporen waren uit het huis verwijderd. Ze draaide een vierde kaart om, een negen, en gaf zichzelf met de tien als river card een three of a kind. Ze raapte de kaarten weer bij elkaar om opnieuw te delen. Misschien toch maar het beste om het bij de reistas te houden. Op dit moment was het alles wat ze had.
Ze dacht nogmaals aan de handelsinstructies die haar vader naar zijn bank faxte, en vroeg zich af wat het landnummer van de Bahama’s was. Ze legde de stapel kaarten neer en liep naar de hal waar ze in het telefoonboek bladerde totdat ze het had gevonden. Het landnummer voor de Bahama’s was 1-242.
Harry fronste. De cijfers kwamen haar bekend voor. Ze ging weer terug naar de huiskamer en sloeg het adresboekje weer open, op zoek naar nummers die begonnen met de combinatie 1242. Na een halfuur had ze echter nog steeds niets gevonden.
Ze pakte de kaarten weer op en begon weer met delen: twee boeren bij de dichte kaarten. Met de flop cards werd haar hand er niet beter op, met de turn ook niet, maar bij de river had ze weer een boer te pakken. Met drie boeren had ze een winnende hand.
Ze dacht na over de brief van haar vader. Had er soms een geheime boodschap in gestaan? Maar dat leek iets te vergezocht. Ze raapte de kaarten op en deelde nogmaals. Bij de hole cards zaten een klaver zeven en een ruiten twee. Automatisch legde ze haar kaarten neer en pakte de andere kaarten. Zelfs haar vader was gestopt bij een zeven en een twee: het was de beroerdste openingshand bij Texas Hold ’Em en hij zou er nooit mee spelen.
Toen ze de kaarten aan het schudden was, bleven haar handen opeens als versteend stilstaan. De zeven-twee. Die had haar vader nog nooit gespeeld. Ze liet de stapel kaarten op tafel vallen, pakte het pokerboek en las de aantekeningen op de binnenpagina. Daar had je hem. De tweede hand. 7c-2s. Klaver zeven, schoppen twee. Waarom zou hij met die hand spelen? En waarom zou hij het opschrijven?
Ze bestudeerde de hand aandachtiger. Hij schreef zijn aantekeningen allemaal op dezelfde manier op. Eerst zijn eigen twee hole cards, en daaronder die van zijn tegenstanders. Op de regel ernaast stonden de vijf communal cards. In dit geval had de andere speler een paar vijven, door haar vader weergegeven als 5c-5d. Voor de ander betekenden die kaarten een house met vijven: 9d, 3c, 5s, 3h, Js.
Harry keek naar de getallen. Voor ieder ander was dit een reguliere pokerhand geweest, maar voor haar was dit een hand waarvan ze wist dat hij die nooit zou spelen. Zou er soms iets achter zitten?
hij die nooit zou spelen. Zou er soms iets achter zitten?
5-9-3-5-3-J. Was het mogelijk dat haar vader een pokerhand had gebruikt om zijn bankrekeningnummer te camoufleren? Hoeveel cijfers had een rekening op de Bahama’s eigenlijk? En hoe zat het met de letter J? Gebruikten ze op de Bahama’s ook letters voor hun rekeningnummers?
Ze fronste en keek naar de volgende pokerhand op de lijst, degene die haar vaders aas en ruiten twee had overtroffen door een paar met vieren. Tweeën en vieren. Haar ogen gingen wijd open en ze schreef de nummers onder de eerste reeks, waarbij ze de aas als het getal één vertaalde. Er zaten drie spelers in deze hand dus er waren dit keer meer cijfers: 1-2 voor de hole cards van haar vader, 4-2 voor die van de tweede speler en 5-1 voor de derde. En daarna de communal cards: 3-8-4-6-9. Ze keek naar de cijfers. 1-2-4-2-5-1-3-8-4-6-9. De combinatie 1242 leek wel van het papier af te springen. Zou er een kansje in zitten dat ze nu naar het faxnummer van haar vaders buitenlandse bank zat te turen?
Er was maar één manier om erachter te komen. Ze draaide twee nullen voor een internationale lijn, en daarna de elf cijfers van haar kladblok. De lijn klikte terwijl de nummers werden gekozen en toen hoorde ze een schril geluid in haar oor.
Ze hing met bonkend hart op. En nu? Ze had dan wel naar een faxapparaat gebeld, maar van wie was dat? Ze staarde weer naar de getallen en draaide hetzelfde nummer; dit keer verving ze het laatste cijfer 9 door een 8. Ze werd beloond met een gewone beltoon, maar er werd niet opgenomen. Ze probeerde het nogmaals en koos nu een 7 als laatste cijfer. Ze keek op haar horloge. Het was vijf over acht ’s avonds, dus vijf over drie ’s middags op de Bahama’s. Waar die fax zich ook bevond, er moest ergens een telefoonaansluiting in hetzelfde gebouw zijn dat eraan vastzat.
‘Hallo?’
Harry sprong overeind. Er zat een vrouw aan de andere kant van de lijn en haar stem klonk volmaakt neutraal. Hier had Harry nog niet over nagedacht. Haar ogen gleden over het kladblok voor haar neus. Ze slikte en nam een zakelijke toon aan.
‘Goedemiddag, dit is de centrale kantoorboekhandel. We hebben een pakketje voor u maar we missen enkele gegevens. Kunt u misschien uw volledige adres even bevestigen?’
‘Zeker, geen probleem.’ Ze sprak langzaam en met een accent. ‘Investment Services, Rosenstock Bank & Trust, 322 Bay Street, Nassau.’
Harry kreeg een droge mond. ‘Geweldig, dank u. En kan ik nog even het faxnummer controleren? Het nummer dat ik heb is 5138469. Is dat van de afdeling rekeningnummers? Ik moet een factuur sturen.’
‘Ik kijk het wel even na.’ Ze nam er de tijd voor. Toen ze weer aan de telefoon kwam, klonk ze onzeker. ‘Dat is het persoonlijke faxnummer van Owen Johnson, een van onze relatiemanagers.’
Die naam had Harry eerder gehoord. Maar waar?
De vrouw vervolgde: ‘Maar ik geef u wel even het juiste nummer: dat is 5138773.’
Harry bedankte haar en hing op. Ze keek naar de naam die ze net had opgeschreven. Owen Johnson. Ze schudde haar hoofd. Dat was niet die pokerspelende bankier die haar vaders rekening had beheerd. Die heette Philippe Rousseau. Wacht even, was die niet gepromoveerd? Ze hebben hem vervangen door een of andere gezichtsloze accountmanager. Owen, John, zoiets.
Owen Johnson. Ze omcirkelde zijn naam en er liep een rilling over haar rug. Ze had net de lijn naar haar vaders accountmanager gevonden.
Ze tikte met de pen tegen haar voortanden, liep de kleine kamer in die ze als werkkamer gebruikte en zette haar laptop aan. Ze moest maar eens wat research doen naar de Rosenstock Bank & Trust.

40

Voordat een inbreker een gebouw binnendringt kijkt hij eerst naar de veiligheidsmaatregelen. Hoeveel uitgangen heeft het gebouw, hoeveel bewakers, waar hangen de camera’s? Een slimme hacker gaat precies zo te werk. Voordat Harry het systeem binnendrong had ze eerst het veiligheidsprofiel van het doelwit gecontroleerd: de domeinnaam, de ipadressen en het soort afweersysteem dat ze hanteerden.
Inbrekers noemen zoiets ‘de hut afsnuffelen’. Hackers noemen het ‘or

ganisatorische voetafdrukken afnemen’. Hoe dan ook, dat voorbereidende onderzoek was van essentieel belang, maar nam wel veel tijd in beslag. Harry wist dat ze hier en daar iets moest overslaan.

Ze strekte haar rug tegen de leuning van haar bureaustoel, waarbij haar ruggengraat kraakte als een bosje droge twijgjes. Haar nek en schouders waren niet meer zo stijf, maar ze voelde zich nog steeds zo gammel als een oude strandstoel.

Ze boog zich over haar toetsenbord, typte ‘rosenstockbankandtrust. com’ in de adresbalk van haar browser en haalde de website van het bedrijf tevoorschijn. Ze keek naar de cijfers die ze in het kladblok had opgeschreven: 72559353j. Haar intuïtie zei dat dit het rekeningnummer van haar vader was, maar het was nog steeds giswerk. Ze moest het zeker weten.

Ze bekeek de webpagina’s met de gegevens van de bankorganisatie. Rosenstock had filialen in het hele Caribische gebied: Barbados, Jamaica, Santa Lucia, de Caymaneilanden, alsook diverse filialen op de Bahama’s. Ze kreeg kippenvel toen ze het filiaaladres zag van de bank die ze net aan de telefoon had gehad: 322 Bay Street, Nassau, New Providence Island, Bahama’s.

Ze bleef doorzoeken en maakte af en toe een aantekening. Zoals gewoonlijk was ze verbaasd over de hoeveelheid data die bedrijven op hun websites prijsgaven: organisatiestructuur, adressen, telefoonnummers, faxnummers, e-mailadressen, routekaarten, bereikbaarheid Klantenservice: het was allemaal potentiële ammunitie voor een hackeraanval.